Maart-April(1936)–Alice Nahon– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Het poorteken. V. Och God, wat wordt dat poorteken klein Daar in dien grooten muur, muur, muur, De zotte wilde wijngaard, Die groeit daar op den duur Zoo heelemaal, heelemaal over, Daar schiet niets meer van over Wat zit dat poorteken daar alleen Achter den wijngaard met zijn hart van steen. Wanneer ik voor de landbouwles Mijn arbeid heb verricht, Dan kom ik soms de bladeren Wat wegdoen van zijn gezicht. Dan knik ik soms: Hela, Dag poorteken! Tot straks! Nu moet Alice naar boven Gaan studeeren in de klas. Maar als de vacantie gedaan is Dan gaat de wijngaard dood; Dan vallen al zijn bladeren, Dan komt weer 't poorteken bloot. Dan zie ik weer mijn vriendeke Van op mijn bank in de klas. O blauw, o schoon, fijn poorteke, Dat mij zoo dierbaar was. Vorige Volgende