| |
| |
| |
De verloving
Letje telde achttien jaren toen zij zich, tot ingenomenheid harer ouders, verloofde. Natuurlijk was Adriaan ook haar eigen keuze, alleen per geluk kwam daar nog bij, dat hij de zoon van Papa's chef was. En niet ver van den stam gevallen. Dit wist Letje's moeder met zekerheid te voorspellen: Adriaan, die de loffelijkste examens deed, moest, onvoorziene omstandigheden voorbehouden, minstens klimmen tot zijns vaders rang. Letje zelf zou, stel dat het lot Mama dupeerde, desnoods met minder tevreden zijn, en wanneer zij den uitgelezen schoonvader aanzag, weifelde zij of de, door wederzijdsche familie blijmoedig erkende gelijkenis tusschen den ouderen en den jongen Adri, haar wel zóó verheugde als van haar werd verwacht. Doch het bloedig erfrecht, waardoor Adriaan, als zoon van dezen vader blijkbaar niet zakken kon, zoodat de pijnlijke ervaring, welke zoo vele vacanties bedreigt, voor haar huis louter voldoeningen beloofde, gaf Letje een gevoel van veiligheid en vrede. De aanstaande man van Françoise, de vriendin met wie zij in de liefdevolle
| |
| |
verbeelding harer moeders al vanaf heur beider doopjurk had geconcurreerd, kreeg acht maanden voor zijn candidaats. Maar die danste nu weer zoo verrukkelijk. Geen triomfantelijk rouwbeklag had de herinnering aan dit meesterschap kunnen verduisteren. Adriaan danste niet, men zag het zijn zeer buitenwaarts gebogen voeten aan, en wanneer Letje één oogenblik vóór haar verloving er-door ging, eerlijk tegenover haar hartje had gestaan, zou zij zich hebben bekend, dat dit wel geen gebrek mocht heeten, maar toch een mannelijk negatief was, dat haar woog. Doch had Mama haar niet ernstig voorgehouden de beslissing-voor-je-leven niet afhankelijk te stellen van kleine ongemakken en lievere wenschen, terwijl zij zelf immers ook, te meer nadat Françoise haar vóór was gegaan, vond dat het van haar kant minderwaardig zou zijn geweest den aangewezene af te schrikken, om welke reden dan ook. De beslissing voor je leven.... van dezen onmetelijken stap wist Letje zich evenmin rekenschap te geven als op school van de som: ‘Jan en Piet loopen samen een weg’, als van alles wat met maten, gewichten en veel nullen in verband stond, maar des te zuiverder begreep zij wat zij aan haar ouders, aan wie zij dit leven dankte, verschuldigd was. Mama en Papa willens en wetens een geluk te onthouden, dat stond bijkans gelijk met hen opzettelijk verdriet te doen. Terwijl Oma het ongeluk ter nauwernood zou hebben overleefd, zóó vast had zij haar zinnen gezet op dezen kleinzoon, die in de verte - Letje kon ook
| |
| |
deze calculatie niet geheel volgen - nog familie van familie van wijlen grootpapa moest zijn.
Zoo waren dan alle bezwaren overwonnen en meende Letje, in den ijver voor haar geluk, dat zij voortaan den pas-de-quatre niet missen, en ook aan Adriaans' slappe handen wel wennen zou. Zijn gezicht kende zij nog minder dan zijn handen en voeten - je kijkt elkaar niet dadelijk zoo aan - en zij zou wel trachten hem tot een hoogere soort boorden te bewegen en een das voor hem haken in de modekleur. Aan levensmoed ontbrak het haar niet en in het jaar, dat in Letje's kring voor een ordentelijke verloving stond, tevens het jaar waarin Adriaan de kroon mocht zetten op zijn meesterlijke studies, kon er nog veel verbeteren. Françoise, geraadpleegd: ‘hoe ze hem vond’? had geantwoord: ‘een gezicht om niets van te zeggen’, en hoewel Letje zich door dit oordeel zonder perspectief een oogenblik gedrukt had gevoeld, alras was haar de betrouwbaarheid ook van dit negatief heilig, in verhouding tot de duistere on-dits, welke over den studentenstand in het algemeen waarden in het rond.... Het kwam er nu maar op aan de kaartjes te laten drukken, twee strikt gelijke in één enveloppe, doch niet aanééngesmeed, aangezien dit in den beteren stand niet meer werd gedaan. Langwerpig en rondgehoekt, en op het vrouwelijk blazoen het alomvattend woord: ‘ontvangdag’ - ‘receptie’ was uit den booze ‘b’ - om hen, die dezen rebus kregen op te lossen, eenigermate op weg te helpen.
| |
| |
Françoise had er honderdachtentwintig verzonden en Letje en Adriaan brachten het tot honderdvierenveertig, hetgeen, in aanmerking genomen dat zij tot dusver alle vriendschappen deelden en beschikten over nagenoeg dezelfde kenissen, een kranig record mocht heeten. En terwijl deze, door den jongsten bediende van Adriaan's vader, die schoonschrift schreef, van adressen werden voorzien, reed het jonge paar in het blauw coupéetje van den eersten stalhouder, dat voor liefde en trouw werd gereserveerd, naar den juwelier om de ringen uit te zoeken, en daarop naar Oma, waar Letje dadelijk haar linkerhandschoen uittrok en zich al bijna ‘mevrouw’ voelde, toen ze met die hand vol waardigheid een bezwijmd schuimtaartje overeind hielp op Oma's blauwporseleinen gebakschaal. Oma, die zelf twee trouwringen droeg en een broche met haar van wijlen grootvader in den vorm van een kunstig treurwilgje, merkte het gelukkig feit aan Letje's vierden vinger niet dadelijk op, maar des te warmer bijval toonde dien avond Marie in de keuken, welke maar niet van de losse in de vaste verkeering kon geraken en dit succès van de jongejuffrouw als een gelukkig voorteeken beschouwde. Marie vond in haar blakend huzaren-hart aan den bleeken Adri heimelijk niet veel, maar dat moest ieder voor zich zelve weten. Mevrouw zei ook: over den smaak valt niet te twisten.
De dagen, die verloopen moesten tusschen het verzenden der eervolle vermelding en den dag des oor- | |
| |
deels, Zondag van twee-en-een-half tot vier uur, bleken intusschen iets minder gelukzalig dan Letje wel eens gehoord had. De familie van beide kanten meende terecht, dat het alsnog geen pas gaf zich in de houding van verloofden in het openbaar te vertoonen, zoodat ze op den huiselijken kring en een verlegen half uur in Letje's koud kamertje met het krakebeenig kanapeetje en de verschrikkende cascades van portretten, waaiers en cotillon-onder-scheidingen waren aangewezen. Het langst waren de avonden. Mama, dit moet erkend, deed haar uiterste best. Zij verhief Adri en zijn naaste verwanten tot in de wolken, liet Marie appelbeignets bakken en Letje haar Mondschein-Sonate voor hem spelen, gevolgd door een rhapsodie en een opwekkenden marsch. Doch de stemming bleef desondanks, en in weerwil van Adriaan's aardige kunstjes met de kaarten en de lucifers, beneden de redelijke eischen van het geluk, en nadat Letje Adriaan had mogen uitlaten en, bleek van ongereptheid, van de voordeurmat was teruggekeerd, gaf men zich met een lichten geeuw toe, dat een en ander nog wat moest wennen. De opgetogen brieven van Letje's kostschoolvriendinnen, die weliswaar Adri niet kenden maar hem terstond met Romeo vereenzelvigden, brachten allengs eenig soulaas, en den Zaterdagmiddag, toen iedereen vond dat het nu wel kon, werd gevuld met het bezoek aan den fotograaf. Neen, niet samen op één.... hoe teleurgesteld Marie zich daaromtrent ook toonde - Françoise was er een half jaar
| |
| |
geleden immers al niet meer toe overgegaan omdat de fotograaf positief wist dat de chic er nergens meer aan wilde. Letje was over deze lotsbeschikking heimelijk wel blij, ze vond het in het algemeen nog niet onverdeeld prettig om dicht naast Adriaan te zitten en onder de oogen van den vreemden portrettist, zou zij zich in dien toestand haast onwelvoegelijk hebben gevoeld. Daar kwam nog bij, dat zij in het geheime laadje van haar sprinkhanig bureautje een portret verborg van een Indisch vriendinnetje, hoofd aan hoofd met een blonden jongen man, nu, en dit engagement was afgeraakt.... En hoewel zij zichzelve genoeg kende om te weten dat zij, goed en wel met Adriaan verloofd, tot een dergelijk affront aan de liefde het initiatief nooit nemen zou, en ook niet bepaald vreesde dat Adriaan in staat zou zijn haar, Mama, Papa en Oma aldus te ontrieven, nu het samen toch ook niet meer tot den goeden toon behoorde, was men met elk op eigen gelegenheid, aan weerszijden van de pendule op den schoorsteenmantel, tegen alle eventualiteiten gedekt.
‘Welke blouse zou ik aan doen?’ vroeg Letje aan Adriaan, nadat Mama en Marie alreeds waren geraadpleegd, en deze toonde zich een man door een hulpeloos gezicht te zetten en schroomvallig te bekennen: ‘Ik geloof, dat die je aan hebt, heel goed zal zijn.’
‘Mijn daagsche,’ zei Letje, wel even gekwetst, en om haar mondje trok een gleufje dat Adriaan plotse- | |
| |
ling dieper boeide dan haar lieve lach of de verheven ernst harer ‘Mondscheinsonate’.
Waarom zijn keuze eigenlijk op Letje gevallen was? In de eerste plaats omdat al zijn clubgenooten verloofd waren en men sedert het promotie-dinermet-dames in zwang was gekomen, bij dit afscheid aan het studentenleven niet met een enkele moeder en een paar zusters kon volstaan. In de tweede plaats, omdat Letje's Mama hem zoo vriendelijk was tegemoet getreden. Op de bals, waar hij, als vertegenwoordiger van zijn druk-bezetten vader de familie chaperonneerde en den dans gadesloeg, was zij van de oudere dames, welke hij beurtelings aansprak, degene geweest, die niet langs hem heen staarde. Recht in de oogen blikte zij hem, onderzoekend en aanmoedigend, terwijl hij, daartoe genood, haar gezelschap hield aan het tafeltje, door haar echtgenoot verlaten om een partijtje te gaan maken in het aangrenzend salon. En aan dit tafeltje, met thee en limonade, streek als een duif op het nest, tusschen de dansen dan ook Letje neer, gedècolleteerd, rose en verhit, een en al levensvreugde, en nochtans gehoorzaam bereid een dans over te slaan wanneer haar moeder oordeelde dat het beter voor haar was zich niet te zeer te vermoeien. Hoe langer hoe meer kwam deze zorg voor Letje's overigens patente gezondheid, Adriaan ten goede en wanneer in het salon de robber uit was en de Papa zich bij hen voegde, voelde Adriaan zich als het ware opgenomen in een nieuw familieverband en lichtelijk
| |
| |
où peut-on-être-mieux. Aldus, de wegen der voorzienigheid zijn ondoorgrondelijk, was in zijn helder hoofd de gedachte geboren dit, volstrekt niet schrander, maar allerliefst Letje te maken tot zijn vrouw. De gelegenheid haar Mama daaromtrent te polsen ontbrak in dezen opgewekten winter geenszins en de temperatuur der balzalen bevorderde den snellen groei der wederzijdsche kiemen. Zelfs overviel het aanzoek hem nog, wijl de vrees hem bekroop achter het net te zullen visschen indien hij talmde. Want daar bleek eensklaps, gedurende dit vertrouwelijk gesprek met de moeder, die wel niets in ronde woorden verried, maar een onvoorzien gevaar magisch door liet schemeren, een ‘ander’ in het spel te zijn.
Het was tegenover dezen anonymus dat in Adriaan de ridder ontwaakte en Letje tooide met alle denkbare deugden harer sexe. De oude mevrouw gaf kort daarop een dinertje en na tafel onderhielden zich de jongelui in het deftig huis met jeux innocents. Tot den put kwam het niet.... Maar wel verzocht de gastvrouw Adriaan enkele jonge dames, onder wie Letje, na afloop naar huis te willen begeleiden. Het liep tegen middernacht, Letje, die het verst woonde, was onvermijdelijk de laatste. Ze deed lang zoo snibbig niet als Gretchen. Adriaan kon spijkers met koppen slaan.
En ze zei zoo eerlijk als goud, dat Mama zich vergist moest hebben:
‘Er wàs heelemaal geen ‘ander’....
***
| |
| |
In de bijna heilige overtuiging, dat achter alle vitrages een ren naar het raam plaats vond om hen te zien, stapte Letje in haar fluweelen mantelpak, waaronder de beste blouse, welke haar inderdaad minder lief stond dan de daagsche, naast haar verloofde over de kleine steentjes, op weg naar den fotograaf. Nog niet gearmd, zij waren overeengekomen deze vertrouwelijkheid uit te stellen tot na de plechtigheid van den Zondag, en dan bleef het nog een punt ter overweging, of Letje Adriaan een arm zou geven, of wel Adriaan Letje? zooals dit in den laatsten tijd meer werd gezien. Mama en Papa, en vooral Oma, vonden dit geen houding voor een man, maar Letje, als ze het zeggen mocht, meende dat het wel echt stond. Op kostschool, in een wereldstad, had ze, in eer en deugd wandelend naast de Fransche secondante, wel eens gedroomd zelve aldus gepaard over een trottoir of door een bosch te gaan, maar de jonge man, die aan het avontuur te pas kwam, geleek zoo wienig op Adriaan, dat geen herinnering aan dit geluk-op-het-droge Letje's evenwicht bedreigde nadat ze eenmaal water had gezien en verloofd was.
De tocht naar den fotograaf was in dit tijdperk der beschaving voor de verloofde, wat de gang naar den Burgerlijken Stand was voor de bruid. Letje beefde van haar hoofd tot haar voeten toen ze enfin seuls in de wachtkamer zaten. Zij sloeg gedachteloos de bladen van een portret-album om dat op de pluchetafel vóór haar lag, en Adriaan bestudeerde het discreet bedrukt briefje met de prijzen: salon, cabi- | |
| |
net, visite. Cabinet, besloot hij stil, den gulden middenweg.
Maar de lift lokte Letje nog altijd als een feestelijk reisje en boven, waar de vriendelijke fotograaf hen verwelkomde, ontviel haar alle schroom.
Resoluut nam zij plaats.
‘Nu even aan iets aangenaams denken’.... verzocht de artiest.
Ze had eigenlijk geen preferentie.... Doch haar glimlach, welke het heelal omvatte, bleek alreeds doeltreffend.
‘Dank u.’
In het overvloedig atelierlicht, terwijl Adriaan thans op zijn beurt op het verguld stoeltje vóór den zwarten mond van het toestel zat, nu naar links, dan naar rechts het hoofd moest wenden, opdat de fotograaf, rangeerend het instrument naar alle windstreken, zijn voordeeligste zijde niet missen zou, trof het Letje voor het eerst in deze ontroerende dagen hoe kleurloos dit trois-quarts van Adriaan was, en toen het geluk aan iets aangenaams te mogen denken eindelijk ook aan hem kon worden gegund, de fotograaf, die een Italiaanschen naam droeg, zijn bronzen kop van onder de fluweelen huif in het licht hief, en de gitzwarte oogen met gezag vestigde op zijn profilperdu, overviel haar de onherbergzame gedachte: dat ze best een portret zou willen hebben van Andreo Battagiore. Voor haar artiestenrekje, dacht ze er dadelijk bij, en ze wachtte zich wel den argeloozen Adriaan, dien ze nog zoo weinig kende, deelgenoot
| |
| |
te maken van dezen wilden wensch. En ze wist zelve niet, de zuivere Letje, hoe lief ze lachte bij den laatsten groet, toen ze met haar verloofde, haar verlovingsring en de belofte Dinsdag de proeven te zullen ontvangen, langs den buigenden Andreo, die de deur open hield, het atelier verliet.
Zoo brak dan de verbeide ontvangdag aan en Letje, die eerst een jaar geleden als lidmaat van de Fransche kerk bevestigd was en daarbij niets van haar natuurlijke vroomheid had ingeboet, beschouwde het zonnetje, dat in haar bed scheen, als een huldeblijk van den hemel zelf. Och, niet dat ze twijfelde aan haar goed gesternte, de verloving was nu eenmaal de benijdenswaardige gebeurtenis, le premier pas qui coûte, in haar kring, het overige volgde daaruit langs lijnen van geleidelijkheid, en aan trouwen behoefde ze gelukkig nog in geen jaar te denken. Françoise wel, die was er al zoo griezelig dichtbij, want haar aanstaande had de juridische teleurstellingen opgegeven en was veilig en voordeelig in de sla-olie gegaan.
Çoise zei: ze zag er niemendal tegenop. En dan sprak ze ook altijd van: het ware. Als het ‘het ware’ maar was, dan kwam het allemaal best terecht. Maar ja, daar zat nu juist de moeilijkheid, meende Letje, hoe wist je, als je je verloofde, of dit het ware worden zou? De omschrijving: van iemand houden, vond ze eenvoudiger, zonder mankeeren zou ze veel
| |
| |
van Adri houden, hij bezat daartoe immers alle innerlijke hoedanigheden, en bovendien hield Letje van ieder, die haar verwende, zelfs van Marie met haar somtijds onhandelbaar humeur. Zij zou misschien, wanneer niet het ratelen van een zwaren wagen, die stopte voor de deur, en de bel, haar amoureusen gedachtengang hadden onderbroken, nog een oogenblik over het ware, en minder-ware, en wat er ondoorgrondelijks aan-vast-zat, hebben nagepeinsd, maar het bewustzijn: de bloemen van buiten de stad! verjoeg de schimmen der mystiek, wipte Letje het bed uit, en niets bleef dan de zalige gewaarwording van een fabelachtig uitgebreiden verjaardag, toen ze op de stoep in het zonlicht een bivak ontwaarde van vijf groote manden en een platte kist. De lampenkoorts van het maagdelijk gepaard debuut beving haar terwijl ze haar kousen aantrok. Van top tot teen in het rose zou ze zijn - Françoise was in het blauw geweest - en voor haar jurk met twaalf zig-zag strookjes en ballon-mouwen van popeline met entredeux en kant, had de naaister den halven nacht opgezeten. Gisteravond, nadat ze in het bad was geweest, had Mama haar gekapt zooals het dan worden moest, met een rose lint en drie rozenknopjes bovenop haar hoofd. Een nieuwe bel-ruk wekte Letje ook uit dit nirwana. Zij drukte haar neus tegen het glas. Eén mand maar.... met gele crocusjes. Vijfenvijftig bloemstukken had Françoise. Hoe haalde ze dat ooit als het bij één tegelijk ging! Zij repte zich thans om gekleed te komen en zich beneden te ver- | |
| |
gewissen of wellicht een vroegere bestelling, terwijl zij nog sliep, de fundamenten voor het feest reeds had gelegd, en telde inmiddels op haar vingers al de ooms en tantes, die zich niet onbetuigd konden laten, de vriendinnen en de clubgenooten van Adriaan. In dit verband dacht ze voor het eerst dien morgen aan den gezel voor het leven, welke zich dien middag openlijk aan haar zijde zou stellen op het pantervel vóór de kanapé, en ze was benieuwd hoe hij eruit zou zien in zijn, voor deze gelegenheid vereischte, gekleede jas.
Toen Letje de trap afkwam duizelde ze.... De geheele vestibule één wildernis. Tot aan den vliegenden Mercurius van namaak-brons op de trapzuil, reikten de pyramiden van manden en kisten. Geen pad was vrijgebleven; op een uitgespaard plekje marmer hield Papa zich als op een ijsschots in evenwicht, hurkend met beitel en nijptang naast het machtigst kasteel, en tusschen de voordeur en den paraplustandaard, zat Adriaan tot zijn kin beklemd in de azaleataarten.
Hamerslagen klonken in het rond, een geur, heerlijk om van te bezwijmen, steeg tot Letje, en Adriaan's voorhoofd stond blank. Stellig, dacht Letje, waren het er genoeg. En toen in den loop van den morgen het gejubel aan de bel maar niet ophield, het familie-humeur onder den druk van Flora's onafwendbaren stroom en haar solide verpakking bedenkelijk daalde en Adriaan zich met den hamer zoo hevig op zijn duim sloeg, dat het bloed eruit sprong,
| |
| |
bleef Letje, wat ze altijd was, het zonnetje van het huis. Een hand uit stak ze zelden, en bloed kon ze niet zien, maar ze lachte Adriaan op liefdevollen afstand toe en overwon teleurstelling en valsche schaamte, toen Mama, zwaaiend een zwachtel van onwelvoegelijke lengte, oordeelde dat Letje's verloofde met dien ingebakerden duim zijn heldenrol zou moeten vervullen. Gelukkig was het de linker. Afleiding en troost bracht daarop de knecht van Oma, die praktisch en doortastend van aard, in plaats van bloemen reeds een geschenk in de jonge huishouding zond, twee zilveren servet-ringen met een monogram van voorbarig dooreengestrengelde A's: A- Aletta, en A- Adriaan. Neen, al ware Letje minder zeker van haar hart geweest, deze verlovingsdaad, met al wat er aan verbonden was, een barricade van bloemstukken en thans deze servet-boeien met haar krampachtige symboliek, ze zou niet te herroepen zijn zonder de wereld uit haar voegen te rukken.
De morgen vergleed aan de uitstalling van haar geluk, en aangezien ze op haar stuk stond: geen geel, paars of blauw in de buurt van de kanapé, louter rose,.... geraakte Adriaan met de crocusjes, waarvoor hij maar geen heenkomen vond, in een staat van lichte overspanning. Marie, met veger en blik snelde allengs in woedenden galop achter hooi en houtwol aan, Mama verplooide koortsig de Maria-Stuart-kraag van haar nieuwe parelgrijze japon, welke haar bij daglicht, buiten de paskamer der naaister, onverklaarbaar tegenviel, en in de suite
| |
| |
stond geduldig de onaangeroerde en onopgeruimde koffietafel.
Het ergste wat Papa overkomen kon, trof hem. Toen Adriaan's familie aantrad, de welwillende chef, zijn adellijke echtgenoote, twee aanstaande schoonzusters en een zwager voor Letje, was de vestibule nog maar juist begaanbaar en in de suite niemand ter ontvangst gereed. Letje, waarlijk zwevend van de trappen, maakte alles goed. Een ‘rêve’, dichtte Adriaan's Mama, die een Fransche gouvernante had gehad, en ze begreep heimelijk niet waar de aanstaande familie van Adriaan, die moest leven van een ambtenaarstractement, het van deed.... moeder en dochter beiden: een modeljapon; noch de grijze noch de rose kon van de naald van een bescheiden naaister zijn. De oude mevrouw vermoedelijk.... die zat er warmpjes in, zeide men, en deze bijkomstigheid was het dan ook geweest, welke Papa bewogen had Adriaan de ouderlijke toestemming tot dit huwelijk niet te onthouden.
De gekleede jas viel onberispelijk, alleen stijgerde de kraag nog ietwat tegen den, door Letje bedongen, te hoogen witten boord; men zag aan de wijze waarop Adri het hoofd, met de kin opwaarts en een starren glans in de oogen naar voren boog, dat hij leed onder dien druk.
‘En kindlief,’ vroeg zijn vader aan Letje, nadat hij zijn wandeling langs de welsprekende wanden der suite had volbracht en met goedkeurenden blik het
| |
| |
paradestuk van het kantoor-personeel getaxeerd, ‘hoe voel je je nu wel?’
Letje glimlachte. Hoe zou zij alle tegenstrijdige gewaarwordingen, waaraan zij ten prooi was, onder woorden brengen?
Maar haar aanstaande schoonvader, een man van de wereld, wien het bovendien volmaakt onverschillig liet hoe Letje zich voelde - hij had nu eenmaal toegestemd en daarmee basta - redde haar uit de perikelen met het compliment van den dag: ‘Wat een bloemen, wat een bloemen!’
‘Drieënzestig’ wist Letje prompt.
Het vierenzestigste stuk kwam van Adriaan. Hij had zijn ruiker in den blikken trommel aan Marie in de keuken toevertrouwd, doch nu men zich allengs in het gelid begon te stellen, was het oogenblik gekomen waarop hij Letje, ‘au sein de la familie’, met zijn eerste bloemenhulde verblijden mocht.
O, van zoo iets beeldigs had Letje niet durven droomen!.... Orchideeënranken tot op den zoom van haar jurk! Daar haalden eenvoudig Françoise's theerozen niet bij!
Men zweeg bevangen en in afwachting. Nog nooit was het zoo zuiver en ontroerend tot Letje's ouders doorgedrongen, dat het kind een rijk huwelijk deed: en de familie van Adriaan wist niet hoe ze discreet genoeg zou kijken. Alsof de orchideeën in hun tuin voor het plukken hingen, zóó alsof-het-niets-was deed mevrouw. Maar Letje begreep niettemin wat thans op haar weg lag. Ze reikte Mama den ruiker,
| |
| |
rekte zich op haar teenen naar Adriaan's wang, en kuste hem zonder zich te kreuken.
Op dit opperst oogenblik, juist toen de gelukkige, aangemoedigd door dit spontaan bewijs, zijn armen om haar ballon-mouwen boog, sloeg het half drie en tegelijkertijd waarschuwde de voordeurbel en trad juffrouw Ras, Letje's onderwijzeres van de Lagere School, wier plichtsbesef geen klok koud kon laten worden, binnen. Volmaakt stonden ze gerangschikt. Letje tusschen de beide Adriaans op het pantervel vóór de heesters, dan Mama met haar sleep gris-perle om haar voeten uitgewaaierd, links Papa, naast Adriaan's moeder, die een illuminatie van diamanten droeg op zwart fluweel; de zusters in wandelcostuum, en de jonge zwager, welke zich doodelijk verveelde, tusschen de bloemen.
In plaats van Adriaan kuste thans juffrouw Ras Letje. In de confusie van stilte, zwoele aromen en valsch licht, kwam ze daartoe, met voorbijgaan van alle grieven, die ze zes jaar lang tegen het verwende kind gekoesterd had. En ook zij zuchtte het wachtwoord: wat een bloemen, wat een schát van bloemen! eer ze wegschimde in het schielijk gedrang.
Over de honderd bezoekers, geestdriftig als juffrouw Ras, die allen, een stoet van getuigen, hun namen teekenden onder de gecalligrafeerde namen van het jonge paar in het album van rood marokkijn, allen trachtten, erin slaagden of wenschten Letje op dezen dag te kussen, de wonderen der natuur om strijd bevestigden en eenparig oordeelden dat de
| |
| |
heldin er stralend uitzag, niettegenstaande ze hoe langer hoe bleeker betrok, de versmade koffietafel betreurde en schemerig begreep, dat niets in deze onberekenbare wereld ooit geeft wat het belooft.
Françoise was verrukt van de verlovingsjurk, en wist haar toekomstigen bruidegom al vast van haar voorkeur voor orchideeën te overtuigen. En Oma, zoo bijziende als ze was, prees hemel en aarde, manden en vazen, vriendinnen en japonnen, omdat haar lieve Letje verloofd was.
De Papa's hadden allengs nog maar één gedachte: de port, die, achter een standaard-stuk met Fransche lelies, verdekt stond opgesteld.
Godlof, de laatste, Letje kon niet meer. Haar kaken kraakten en de roosjes lagen bezwijmd op haar hoofd. Terwijl een golf van verteedering om haar bekoorlijk optreden over de stad kabbelde en men betrekkelijk weinig op Adriaan aan te merken had, zat ze muisstil tusschen de beide moeders - haar verloofde had zich bij de heeren en de port geschaard - en staarde dof voor zich uit. Nu nog het diner. Met onverwelkbare liefde voor het familiefestijn had Oma zich daarover ontfermd, tot verlichting van Mama en haar ontredderd huis, tevens tot ingenomenheid van Marie, die zich voorstelde straks, wanneer ze allemaal weg waren, den vriend, met wien zij los verkeerde, de bloemen eens te laten zien.
De Mama's, na dezen middag van gedeeld gevlei
| |
| |
over de natuurlijke achterdocht heen, neigden tot vertrouwelijkheid, kwamen overeen dat Letje haar nieuwe jurk aan Oma's tafel niet aan mocht houden, één onhandigheid van het dienend personeel.... mayonnaise.... baveroise.... parfait d' amour.... de witte baljapon, die toch gestoomd moest worden, kon voor deze gelegenheid nog best.
‘Let, en dan zou ik je ook raden je oude kralenschoentjes aan te trekken, onder de tafel ziet niemand daar iets van.’
Letje had ook een slokje port gedronken. Misschien was het dàt.... Wie zal ooit zeggen wat het is? Ondoorgrondelijk blijft de liefde. Al dieper boog haar hoofdje over het rose hartje van kant en kleine plooitjes, al vaster balde haar hand den zakdoek met een randje van echte point-lacé. En eindelijk viel de traan, nog juist gevangen. Haar oude witte, waarin ze den geheelen winter gedanst had.... dat kòn ze Oma toch niet aandoen....
Zóó verdiept waren de moeders in het gesprek over de handige naaister, die Letje's japon had gemaakt - want bepaald er om jokken wilde Mama niet toen de rechtstreeksche vraag: of ze van Hirsch was? haar gewerd - zóó vermoederd waren ze, dat het kleine drama in haar onmiddellijke nabijheid aan beiden volkomen ontging.
Thans echter was daar Adriaan, die begreep wat op zijn weg lag.
Hij zette zijn glas neer, naderde Letje, legde schroomvallig zijn beste hand op haar rose knie....
| |
| |
Doch alsof het mysterie in de vrouw op eenmaal zijn kans schoon zag, alsof pardoes de zaligheid van den ganschen dag bezweek, nog vóór Adriaan één vinger verder had gewaagd was het arme kind opgesprongen, de deur uitgesneld, met een slag waarvan de lelies trilden en een hartverscheurenden snik.
Men besloot na dit, ten gevolge der vele aandoeningen begrijpelijk en verschoonbaar incident, het uur dat nog overbleef vóór den maaltijd te benutten voor een korte siësta, en Letje's ouders herademden toen de tegenpartij, in gezelschap van Adriaan, per rijtuig naar de eigen woning was teruggekeerd. Mama bekende, dat haar verlakte laarsjes haar een nummer te klein waren, en Papa dacht: weet je wat, ik kan nog best even naar de soos.
Marie ruimde de glazen weg.
Met een gewasschen en weer-lief gezicht deed Letje haar vreugdevolle intrede in Oma's salon. Aan haar zijde ging Adriaan, verlost van de gekleede jas, en in het knoopsgat van zijn rok stak een orchidée, daarin door zijn meisje, berouwvol en weder vol goeden wil, geplant. Om zijn duim droeg hij een zwart sluifje en dit vooral was Letje een verlichting. Want op haar kamertje, in den overspannen toestand waarin zij zich bevond, had ze een visioen gehad van een aanstaande met wel tien zulke witte duimen, die haar naderden, hoe langer hoe dichter.... Och, ze begreep zelve niet hoe ze op dezen dag, terwijl iedereen
| |
| |
zich uitsloofde om haar gelukkig te maken, zoo onredelijk was geweest. Zelfs tegen Adriaan, van wien zij die dure mooie bouquet had gekregen. En wat moesten haar aanstaande schoonouders wel van haar denken? Misschien dat ze een ondankbaar hart had. Met vrouwelijke intuïtie begreep zij aan alle partijen veel goed te moeten maken.... en den inval Adriaan een orchidée voor zijn knoopsgat af te staan, had ze dadelijk uitgevoerd. Mama zat erbij in het rijtuig, dat gaf Letje altijd een veilig gevoel van hartelijkheid jegens den man met wien zij in den echt hoopte te zullen worden vereenigd. Oma ontving de kinderen alsof zij hen nadat het heugelijk feit zijn beslag gekregen had, voor de eerste maal te zamen ontmoette, met aandoening en onderscheiding. Nog nooit had Letje zich zoo, bijna plechtig gevoeld als toen ze daar verzocht werd plaats te nemen aan het hoofd van Oma's prachtige tafel met de blauw-gepoetste kandelabres en het Sèvres-servies, dat uitsluitend bij trouwen en sterven uit de kast kwam, en door Oma eigenhandig, stukje voor stukje, werd afgewasschen.
Wederom zat ze tusschen de twee Adriaans, deze ditmaal door Oma en Mama geflankeerd. Na een glas champagne vond ze het weer heerlijk om verloofd te zijn. Tegenover haar zaten Françoise en haar aanstaande, en ook deze schikking droeg bij tot haar geluk, want door de drukte der laatste weken had ze nauwelijks tijd gevonden Çoise op de hoogte van haar hartsgeheimen te houden. Adri moest zich
| |
| |
veelal aan Oma wijden, de derde bestiering.... En wellicht zou het geheele feest haar, als een mijlpaal in het Land van Belofte, in dankbare herinnering zijn gebleven, wanneer niet telkens een toast.... Op Letje en Adriaan, op Adriaan en Letje, op alle moeders en vaders, op Oma, en op ieder die aan tafel zat; zelfs Grootpapa werd niet vergeten, schoon hij al vijfentwintig jaren dood was, heenging onbewust van Letje's bestaan. ‘Hij zou er zoo mee ingenomen zijn geweest, met dit huwelijk’ zuchtte grootmama. Doch wie ook met name genoemd werd, altijd waren het weer Letje en Adriaan, die als de surprise uit de pistache, uit de windselen der welbesprekendheid te voorschijn kwamen. Letje kon op het laatst niet meer klinken, niet meer kussen, niet meer stralen. En het beklemde haar meer dan zij zich bekennen wilde, dat Adriaan, die behalve niet dansen ook niet spreken kon in het openbaar - Adri was een binnenvettertje, zei zijn moeder - aanstonds zou moeten bedanken. Hij deed het, doodsbleek, maar toch zonder bepaald te blijven steken, en hoewel ze nog geen reden had victorie te roepen, meende Letje toch met verlichting en gegronde hoop, dat hij het vóór de bruiloft best aanleeren zou.
Maar wat haar, toen ze aan het einde van den blijden dag, moe en verzadigd in haar bed lag, onbestemd plagen bleef, dat was, wat Françoise had genoemd: het ware.
In elke toast was daarvan gerept, tot in het oneindige was het haar bevestigd: dat zij dit nu ge- | |
| |
vonden had, het ware. En van ‘den waren Josef’ sprak men nog. De ware Josef, welke thans Adriaan heette.... altijd, overal naast haar zat. Met wien zij zou trouwen en - oom Herman had al een toespeling gemaakt waarvan ze onder de dekens nog bloosde - en gelukkig zijn, tot in lengte van dagen.
Natuurlijk zou ze gelukkig zijn, dacht Letje, terwijl haar oogen dichtvielen, dat sprak van-zelf. En natuurlijk zouden er dan ook.... Een heeleboel, hoopte ze.
Doch in haar droomen vond ze ook dien nacht, om tot het verband van een en ander te geraken, den schakel nog niet.
En haar geheele leven bleef ze zoeken naar den sleutel tot ‘het Ware’....
|
|