Gheestelycke plantaige van gheestelijcke op-climmende boomen(1675)–Joannes Mys– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Sy weygert hem in een vremde landauwe te sin- ghen den l.offanck des heeren. Stemme. Pris au Jourduy dans vostre flamme. 1. O Godt ick ben hier overgoten Met eene droefheyt over-groot: Mijn hert duynckt my in my ghesloten Het is swaermoedich heel al of het waer van loodt. 2. Van't droevich herte wort ghestolen Alle ghenoechte, en plaisier: [pagina 90] [p. 90] Wort in de blyschap sanck bevolen Hy wort verboden scherp, in druck ende dangier. 3. Ghy wilt my hier tot sanck beweghen Duynckt u wel: dat ick connen sou? K'en ben hier toe nu niet gheneghen Nu ick my vinde hier in een vremde landauw. 4. Ick zit hier onder vremde heeren Die niet en syn van ons faitsoen, Die my altijdt hier willen leeren Dat ick sou volghen alle hun manier van doen. 5. Ick weyghert hun in alle uren En hebbe liever met verdriet, [pagina 91] [p. 91] Mijn ballinchschap noch te besueren Dan dac'k sou tegen doen, aen t'gene dat gy gebiet. 6. Het is voor my een groot allende Hier soo te leven in gheween, In ballinckschap by d'onbekende, Daer ick niet van en can, als ick van hun wil scheen. 7. En wilt tot sanck my dan niet d'wijnghen Soo lanck als ick een ballinck sy; K'sal uwen lof al stille zinghen In een bedroevich hert int binnenste van my. 8. Lof daer en tusschen wilt verwerven Dat ick van ballinck vry mach syn: [pagina 92] [p. 92] Laet my mijn vaderlandt be-erven, Dan sal ick u publijck, loven op elck termijn. Vorige Volgende