Multatuli en zijn zoon. Brieven van Multatuli aan J. van der Hoeven
(1937)–Jan van der Hoeven, Multatuli– Auteursrecht onbekendII(Fragment, zonder datum, van een brief aan Van der Hoeven, die in 1879 geschreven moet zijn.) weet ik niets van. Hoezeer ik HaspelsGa naar voetnoot2) dankbaar ben voor z'n ook hier weer getoonde hartelykheid, vind ik 't echter niet prettig dat er uitgaven gedaan zijn waarvan ik niets weet. Dit maakt m'n rekening in de war. Ook verzoek ik U | |
[pagina 10]
| |
vriendelyk dit niet te doen. Om me telle quelle staande te houden moet ik vry stipt weten waarop ik te rekenen heb. Dit is ook de reden dat ik zoo vry ben U 't geld te zenden, zonder verrekening met ‘Tandem’Ga naar voetnoot1) asjeblieft. En nu (ten overvloede wel is waar, want ik zeide het U mondeling) een ernstig verzoek. Na vele jaren lang onder Eduards wangedrag bitter geleden te hebben, ben ik eindelyk besloten, zooals men een kwade kies uittrekt, de smart van my aftewerpen. Verontwaardiging en woede zyn gebleven, maar ik verkies niet langer myn leven en werkzaamheden en 't geluk der velen die van my afhangen opteofferen aan een onverbeterlyken ellendeling. Wat me dit besluit gekost heeft, ga ik voorby. Ik haal 't alleen aan om U persoonlyk zoowel als de firma Vander H. & B. uitdrukkelyk te waarschuwen tegen de mogelyke gevolgen Uwer welmeenendheid. Beste Van der Hoeven, van af 10 dezer stel ik me niet langer verantwoordelyk! Rek Uw geduld niet langer dan met Uw eigen inzichten en belang overeenkomt. Ge hebt plichten jegens Uw zaak. Doe wat ik U bidden mag, niets om mynentwil! Opofferingen van Uw kant zouden my drukken, en ik ben noch genegen noch by machte die te vergoeden. Natuurlyk zyt ge ten volle gemachtigd (ja, ik verzoek 't U) dit aan Eduard meetedeelen. By de eerste aanleiding die nu weer volgen zal, ben ik verplicht hem in de courant te desavoueeren. 't Valt me hard, maar wat moet, moet. Il l'a voulu! Daar ligt nog 'n brief op m'n tafel die ik nu ook maar in sluit. Die m'nheer HolleGa naar voetnoot2) schijnt de lui die hem lastig vallen op mijn dak te zenden. 't Is kurieus! Wat weet ik van die kachel? Let wel S.V.P. | |
[pagina 11]
| |
1o. Dat de heele hulp die Holle aan Eduard betoonde niet was 'n vriendelyke gezindheid jegens my, maar 'n demonstratie tegen my. Eduard had my by hem voorgesteld als 'n slechte vader. Hy maakte by dien Holle z'n hof door tegen my party te trekken. En de in die stemming tegen my aangegane schulden moet ik nu betalen! 2o. Dat ik verleden jaar Eduard ruim geld had gegeven om by 't vertrek uit den Haag schoon schip te maken. Hy zelf zeide herhaaldelyk (en dit schreef hy ook gedurig) dat ik hem zoo royaal behandelde. 't Is misselyk! Ik zal U niet kwalyk nemen als ge de handen van Eduard aftrekt. Een schelm is m'n zoon niet! Eenmaal na lang geduld, daartoe besloten, kan hy er op rekenen dat ik onverzettelyk ben. Ga gy in godsnaam niet verder met hem dan Uw plichtmatig eigenbelang gedoogt. Adieu, beste kerel. Vind me niet hard. Het is m'n plicht zoo te handelen. M'n fout is dat ik veel te laat tot dit besluit gekomen ben. Jaren lang hoopte ik op beterschap maar altyd tevergeefs. 't Eenig excuus van z'n slechtheid is dat de fout in z'n hersens ligt. In Italië gaat dat zeker voor knapheid door. Hartelyk gegroet Uw liefh. Dek schrijf me voorloopig op briefkaart, hoe 't met uw vrouw is. |
|