Aan den heer Busken Huet.
IV.
Coblenz 15 July 1866.
Waarde Heer Huet! Ik ben wat onwel geweest (il y avait de quoi, ik had bitter verdriet.... maar soit!) en daarom antwoordde ik niet eer op uw brief van den 9den. Door allerlei oorzaken zat ik in groote ongerustheid over myn vrouw en kinderen. Nu kryg ik een brief, ze zyn wel en myn vrouw hoopt op veel goeds.
Nu schryf ik u in antwoord op uw welwillend voorstel dat ik u zeer gaarne... neen, dat is niet juist, niet zeer gaarne maar toch niet ongaarne brieven van den ryn zal zenden, dat heet aan den haarlemmer. Maar eilieve, zend me wat voorschot,