Brieven. Deel 7. Multatuli-Busken Huet 1866
(1893)– Multatuli– Auteursrecht onbekendAan den heer Busken Huet.
| |
[pagina 76]
| |
plaats waar ze een kamertje kon betrekken zonder een logementsrekening te maken. Maar... kleeren had ze niet, en die kan ze nog niet hebben. Ik had een restaurateur verzocht haar te crediteeren voor eten voor haar en haar lief meiske. Dat kamertje by myn uitgever en dat crediet in den restaurant was 't eenige wat ik haar in Holland kon verschaffen. Maar zy had moed dat men zich voor haar zou interesseren: Ze wilde huishoudster worden, ze zou zoeken naar Indië te komen (waar 't leven makkelyker is, ze zou, ze wou... enfin, ze verzocht me maar al haar te laten begaan. En lang hield ze hoop. Een ryke neef had haar zelfs bezocht, schreef ze, en ... was zeer hartelyk. Maar hy kwam niet terug. Ik beet op m'n tanden, en wachtte! Eindelyk scheen er licht te dagen. Prof. van Vloten trok zich de zaak aan en wilde trachten my te helpen aan wat loisir. Hoe dit bereikt zou worden weet ik niet. Myn vrouw sprak van een jaargeld (wat ik teveel vond, ik heb niet meer noodig dan een tydje rust. Ik zal dan immers kunnen arbeiden, 't Zou wel ellendig zyn als dat niet kon.) Maar tot op dezen oogenblik weet ik niet hoe de Hr. van Vloten geslaagd is in zyn welwillende pogingen. Dit is zeker dat myne vrouw zoolang ze in Holland was geen andere kleeren had dan | |
[pagina 77]
| |
ze aanhad, en gevoed werd door de vertrouwende goedwilligheid van een restaurateur. Zal ik dien man kunnen betalen? Ik weet het niet. Wat zy verder heeft geleden in dien tyd is niet te beschryven. ‘Och, Dek, myn kniën knikken zoo als ik dat eethuis inga!’ Toch moest het, want ook het kind moest eten. Nu nog eens uwe vraag naar myn doel, myn plannen? Och ik zoek naar een beetje rust een beetje loisir om aan 't werk te komen. Ik ben moe van zorg. Een kompleet relaas van myn zwerven zou een werk op zichzelf wezen. Kunt ge my meedeelen of het plan van prof. van Vloten kans heeft op slagen (schoon ik vind dat een jaargeld onnoodig is) doe het dan s.v.p. Hemzelf vragen? Och, ik ben moe, en dan moet ik hem een brief schryven als deze, dat 's tweemaal. 't Smart zoo. Ik hoor van myn vrouw dat in Holland de geest zoo vreesselyk tegen my is. Nu, ze weten niet wat ze doen. Maar zeker is er geen goedkoper middel van regtsweigering dan zwartmaken en uitschelden. Ik zeide dat ik 't plan van prof. v. Vloten aangaande een jaargeld te groot vond. Ja, natuurlyk. Ik hoef niet gealimenteerd te worden, 't is maar noodig dat ik aan den gang worde geholpen. | |
[pagina 78]
| |
Maar als er sprake is van jaargeld, waarom betaalt de regeering my geen pensioen. Volgens de reglementen heb ik daarop niet het minste regt. Vóór 't verstryken der verpligte dienstjaren nam ik uit vryen wil myn ontslag. Maar.... de ellendige knoeieryen waartegen ik my verzette waren evenzeer tegen de reglementen. Men heeft overal (ook officieel in regeringsverslagen en ministeriele speeches) erkend dat ik gelyk had. [Het zou my veel waard zyn geweest, indien ik hier een brief had kunnen inlasschen dien de Minister van Kolonien Fransen van de Putte den 8sten November 1864 aan den toenmaligen Gouverneur Generaal van Nederl.- Indië schreef, en waarin hy afkeurend de gedragslyn besprak die de indische regering gevolgd heeft, betreffende de beschuldigingen door den gewezen assistentresident van Lebak Douwes Dekker tegen den regent Radhen Adhipatti Karta Natta Negara. | |
[pagina 79]
| |
my geweigerd ‘aangezien de in het request bedoelde depêche niet voor openbaarmaking in aanmerking komt.’ Er zyn miljoenen op de begrooting toegestaan (ni fallor 3/mm. 's jaars) tot het verbeteren van den toestand dien ik aanviel, ware 't niet billyk geweest, reglementair dan of niet, my te gedenken by 't voorgewend herstellen der grieven? O die kemel en die mug! My een pensioen te geven zou tegen de reglementen zyn... welnu, noem 't dan anders, noem 't dan schadeloosstelling, erkentenis van regt, of zelfs erkentelykheid. Maar dat kan niet, want die erkentelykheid bestaat niet. Ook is de heele afkoop der hoofden vexatie niets als een nieuwe oplage van de oude anecdote: ‘Ik geef u zooveel meer, zei de heer die een nieuwe knecht in dienst nam, mits ge niet steelt.’ ‘Ik kan 't er niet voor doen’, zei de knecht. Nu, de hoofden kunnen 't er niet voor doen. Maar al kon 't, zullen zy 't willen? Schadeloosstelling voor niet-stelen plus 't stelen zelf, is toch | |
[pagina 80]
| |
altyd preferable boven schadeloosstelling alleen. En wie zal 't weren? De beambten? Dat was vroeger evenzeer hun pligt en ze deden 't niet. Wie 't nu zal beginnen te doen zou evenzeer in de ban gedaan worden, als ik gedaan werd en myn hongerlydend voorbeeld is waarlyk niet geschikt om deugdhelden te vormen. Ik zelf zou op 't oogenblik niemand kwalyk nemen als i, geleerd door myn voorbeeld, gods water over gods akker liet gaan. Maar ik zou weer doen wat ik gedaan heb, al vind ik 't mal. 't Is geen deugd, geen karakter, 't is temperament geloof ik. Van myn vrouw heb ik na haar laasten brief uit Holland, die hier by gaat, alleen een klein briefje uit Parys. Zy roemt de kinderen. ‘Eduard is inderdaad al een steun schryft ze, hy is vol zorg voor my.’ Maar later brieven heb ik niet. Ik ben bang dat er storing in de post is door de vyandelykheden. 't Is aardig om te zien hoe hier de geest veranderd is omtrent Koning en Bismarck sedert het slaan van de Oostenrykers. Vroeger zei men hier (rheinland) ‘de pruissen’ alsof ze zelf tot Lapland hoorden, nu is 't: ‘wy’. En Bismarck is een ‘groot man’ geworden door 't succes. Ik heb de voldoening hem hoog gesteld te hebben voor deze dagen. Die pratende oppositie maakte my misselyk, Grabow, Virchow, Twes- | |
[pagina 81]
| |
ten, en tutti quanti. Over 't geheel is me 't parlementarismus een gruwel. Nu, nogmaals myn hartelyken dank. Wilt gy my spoedig antwoorden wat u bekend is van de pogingen van den heer van Vloten? Ik groet u zeer hartelyk en ben t.a.v. Douwes Dekker. [Intusschen had multatuli de volgende brieven geschreven.] |
|