Brieven. Deel 5. Minnebrieven-tyd 1861

XLIX.

[Gedateerd door den heer Gunst: 4 Aug. 1861.]

Waarde Gunst! Zie zoo...... die minnebrieven zyn nu af. Je hebt ze wel verdiend voor de flinke wys, waarop je aan myn verzoek hebt voldaan om dien ‘ongelukkigen huisvader’ aan f 400 te helpen. Later heeft Dr. S. my nog gevraagd om f 100 die ik ditmaal geweigerd heb. Vindt je 't niet indiscreet? Ik hoop, dat je iets aan die M.B. moogt verdienen en ik wensch U 37 drukken toe. Maar zeg my als er herdrukt wordt, om desnoodig hier en daar wat te veranderen.

Ik heb van den Heer [oningevuld] f 500 ontvangen, die ik u en hem schuldig ben. Ik zal 't behoorlyk verrekenen met schryvery.

[p. 150]

[Het zal van deze f 500 wezen dat Dek de f 200 aan Tine zond waarvan in brief XXX gesproken werd.]

't Eerste zal wezen: Het kopyregt van den Max Havelaar verdedigd tegen mr. J. van Lennep. Ja annonceer dien titel maar. Hartelyk gegroet van

t.à.v.

Douwes Dekker.

Bewaar dit briefje. 't Zal u een bewys zyn, dat die M.B. uw eigendom zyn. Na de historie van den Heer v.L., aan wien ik nooit iets verkocht heb, word ik voorzigtig, dat beroerd genoeg is. Ik ben liever slordig.