ik hier op een gulden moet zien, is het beter dat ik te Brussel ben.
Uit uw brief moet ik opmaken dat van Str. eigenlyk naar Brussel gegaan is om by u naar my te informeren. Met walgt my, maar wat zal ik er aan doen! In myne positie moet ik dulden dat ieder my beleedigt. Ik had wel gewenscht dat het ook u gewalgd had, maar daarvan bemerk ik niets. Alweer enfin!
Hoe je my zondag avond kunt gewacht hebben, begryp ik niet. Ik heb honderdmaal geschreven dat ik zorgen zou dat je myne komst vooruit wist.
Als v.Str. misschien verwonderd is dat ik nu tegen uwe komst ben, zeg dan eenvoudig dat ik begryp dat myn verblyf in den Haag tot niets leidt wanneer ik niet my overeenkomstig myn stand en myne relatien en myne aanspraken behoorlyk bewegen kan; dat het aanzien van de ruimte waarin allerlei volk verkeert my bitter maakt en ongeschikt om iets te verrigten, dat ik daarom tot de overtuiging ben gekomen dat het beter is dat wy ons even als vroeger te Brussel verstoppen.
Zoo gaauw ik wat geld heb, kom ik. Kus de kinderen. 't Is St. Nikolaasavond, kassian!
Als men u zoogenaamd het noodige geld geeft om hier te komen, laat u daardoor niet te gaauw