Brieven. Deel 4. De Havelaar verschenen 1860
(1890)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 158]
| |
riep zoo even: Tine is op 't oogenblik gerust over het geld! Ze heeft de telegram. Nu blaas ik wat uit. Ik heb drokte, drokte, je weet het niet. 't Is daarom zoo goed dat je genoegen neemt in myn korte briefjes, want waarachtig het zou me een drokte apart wezen om je alles te schryven! Artikels voor den Tydspiegel, ruzie met van Lennep, correspondentie met de heele wereld, bezoeken van god weet wie. Ik verzeker je dat de zaak mousseert! 't Is ongelooflyk. Je hebt geen begrip van 't effect van den Max. 't Is ongehoord. NB. van de eng. vertaling weet je, welnu ook duitsch en fransch is onderweg, hoe vind je dat? Myn brief aan de kiezers te Tiel [Zie Verzamelde Werken, Deel II. Indr. van den dag.] is niet om lid van de Kamer te worden, voor ditmaal. Maar het is een protest. Ik verzeker je dat ze op my letten, en dat ze bang worden in den Haag. De Keyzer zegt my daar: ‘Die brief is ferm. Je zult in Tiel niet gekozen worden, maar je hebt gelyk dat je zoo schryft!’ Natuurlyk, ik heb een andere toon dan een ander. Ik heb je getelegrapheerd om nog 14 daag in te huren. Hoor kind, ik hoop voor dien tyd by u | |
[pagina 159]
| |
te wezen. Eerst had ik dadelyk willen gaan, het geval is echter dat ik eerst de verkiezing van Tiel moet afwachten, en daarby dat ik voor 20 dezer nog leveren moet aan den Tydspiegel. Myn doel is om zamen to zyn, ik verlang zoo naar je en de kinderen. Martinus van der Hoeven is by my geweest, by was allerliefst. Ook dol ingenomen met M.H. Ik weet niet hoe ik beslissen moet over wonen. Namelyk hier of in Brussel. Een ding is zeker: gy zoudt u nu niet meer in Holland kunnen wegstoppen, dat verzeker ik je. Dus kind uit beschaamdheid hoef je niet weg to blyven. Je bent een historisch persoon, en zelfs onze beste kinderen zullen overal met hartelykheid aangezien worden. Wat de drokte aangaat om to werken, dat weet ik niet, maar ik zal alles met je bespreken. Houd je maar goed. Ik doe het ook. Ik voel me nog al flink. Er is altyd maar één ding dat my buigt (voor een oogenblik) dat is oogenblikkelyk geldsgebrek, anders ben ik vol moed. Ik heb idee dat we in Engeland zullen belanden. Ik moet uit naar prof. Veth. Dat is een lief en solied mensch. Van Lennep is... ja, ik weet niet wat ik er van zeggen moet. [Deze zinsnede moet doelen op een schryven van | |
[pagina 160]
| |
den heer van Lennep van 12 Oct. waarin deze heer multatuli's aandringen op een goedkoope uitgaaf van zyn werk beantwoordt met de phrase: ‘Wie een huffs koopt heeft het recht het te verbouwen zonder den verkooper te raadplegen.’ Zie brief LXXI.] Dag beste kind, dag jongens. Ik kus u allen in gedachten. Dag tine, kind! De hartelyke groete van de meisjes A. Ik vertel u dat alles later. 't Zyn lieve kinderen. Die Siet is myn oogappel. |
|