| |
XLVII.
Dingsdag avond.
(4, 5? Sept. 1860.)
Lieve beste Hart! Ik heb uw brief van den 3en September, na 't ontvangen van den Tydspiegel. Ja, dat is grandioos! Ik heb je al geschreven dat de Keyzer by my geweest is. 't Is een flinke beste kerel. Ook Ds. Stemberg uit Arnhem. Die schynt ryk te zyn en zei: ‘als je geld noodig hebt, moet je 't my zeggen.’ Ook al die andere dominés, Herderschee, v.d. Hoeve, Haga, Meyboom, en ik weet waarachtig al de namen niet, waren zóó dat ik er mee verlegen was. Laat me maar begaan. Ze zyn gebiologeerd vertrokken.
| |
| |
Dat geeft alles stemmen voor de 2de kamer, je zult zien.
Ik ben in eene perfekte stemming, ook om te werken. Laat my maar stil begaan. Je weet hoe ik ben. Lang doe ik niets, en dan kom ik in eens uit den hoek.
Myn kamer - Botermarkt 83 - bevalt my zeer goed. Ik zit hier zoo aangenaam te schryven. Ik heb een schryftafel laten maken voor... vyf gulden, ik wil nooit een betere hebben! Hoe vind je dat? Ik wou dat je my zag zitten. Ook heb ik wat boeken gekocht.
[Zyn kamer had hy gehuurd by den handelaar in oude boeken, of als ik het zoo zeggen mag, by den boekenjood Lobo, die met een stalletje op de botermarkt stond.]
Ik heb my zoogenaamd ingericht. Als ik zeker plan kan uitvoeren, dan kom ik u over eenigen tyd halen om te komen kyken. Of denk je dat ik niet naar je verlang? Je bent een ondankbaar wicht! Waarom was je melancolique in 't park? Heb ik je geen vrolyke brieven geschreven? Och beste kind wees toch vrolyk, ik heb zoo'n goeden moed.
Ik heb voor myne twee vriendinnen, dat meisje uit het park en haar zuster, twee bruiloftsverzen gemaakt, voor hare ouwelui (zilveren bruiloft). En
| |
| |
zie, dat heeft my goed gedaan. Waarom? Wel, ik zal 't je zeggen. Ik had zóó 't land aan die triviale commissie, dat ik het wel had willen uitbesteden voor geld, en alleen een soort van valsche schaamte hield my terug te zeggen: ik kan niet! De kleine meid zou vandaag tuschen een en drie uren by my komen en gister avond 8 uur had ik geen letter klaar. Het walgde my. Welnu, ik zeide het moet, en ik heb het behoorlyk geleverd. Een zoogenaamd vrolyk vers en een zoogenaamd ernstig. Begryp me nu goed. Ik vind zoo'n bezigheid flaauw, gemeen, al wat je wilt, maar juist daarom ben ik er zoo bly om dat ik het toch goed gedaan heb. Ik bedoel dat ik kan rekenen op myn werkvermogen, en die overtuiging heb ik juist noodig om goed te werken. Weldra zal je er van hooren. Ik ben aan Spectator en Tydspiegel verbonden vóór den 20sten, en 't zal er wezen!
Ik ben op 't oogenblik de populairste man in Holland. Telkens wordt er in geschriften en dagbladen aangehaald ‘dat zegt multatuli.’ ‘Wat zou Havelaar daarvan zeggen?’ enz. Hoe vind je 't? Als nu 't portret voor de glazen van de winkels komt, wordt het nog erger. Zóó moet het juist gaan! Nooit is eenig doel zoo goed bereikt geworden. In een hoog orthodox blad, de Fakkel,
| |
| |
word ik gehavend - zonder talent - maar toch moet hy bekennen:
1o. | dat het boek zich allerpleizierigst lezen laat; |
2o. | dat ik talent heb, en |
3o. | dat Max Havelaar furore maakt. |
Dat zegt een vyand. Wees maar gerust beste kind, ik ben op den goeden weg en zal 't niet bederven.
Sietske, C. en A. zyn nog te Middelburg. Verwonder u niet dat ik alles door elkaer haspel. Wees groot in die dingen! Ik weet wel dat je 't bent. Geloof me, ik voel hoe langer hoe meer dat ik geheele vryheid noodig heb. 't Romantische, 't avontuurlyke vuurt my aan, en burgerlyke braafheid doodt me. Ik houd waarachtig innig veel van Siet. Ik houd haar voor een buitengewoon meisje, en na aan my verwant. Je moet die lip eens zien! Mooi is ze niet, maar ze heeft iets zeer energieks.
Lieve hart, je weet immers dat ik dol van je houd, dat je myn beste eenigste tine bent? foei, waarom ben je nu melancolique geweest? Al myn amourettes komen toch op u terug. Ik hoop morgen te hooren wat je my niet zeggen wildet.
By Kees
[Zyn zwager Abrahamsz]
en zyne vrouw ben ik op 't oogenblik zeer ge- | |
| |
zien. Eerstdaags komen zy op myn kamer theedrinken. Begryp eens, men zet kramen op! En nu zal ik je eens wat zeggen: ik wil met jou en Edu hier kermis houden! Dat is myn plan! Zeg er nog niets van, het mogt me eens mislukken, maar ik denk dat het lukken zal. Ja, ik hoop het heele menschdom hier te halen, maar eerst nog wat werken. Hoe vind je dat plan? Spreek me nu niet tegen, ik wou 't zoo graag, en heb wel hoop dat het lukt.
Denk goed by de aflevering, dat de steen uw eigendom is, ik bedoel dat wy later de dispositie hebben om meer te laten drukken.
Je weet niet hoe 'n pleizier je my doet met over de kinderen te schryven. Denk toch nooit dat ik het nietig vind. Ik stel belang in de kleur van Non haar japon.
O heden nog iets: Begryp eens dat Anna A. verliefd op my is. Ik heb haar maar tweemaal geSzien, en dus ditmaal heb ik geen schuld. Je zult weer zeggen O!!!!! Nu moet ik weer zeggen als Ds. Hasebroek.
[De schryver doelt hier op een gedicht van ds. Hasebroek, waarin deze bezingt dat een ‘Jong meisjes’ van dertien jaren van hem, dominé, geen ontuchtige handelingen te duchten heeft. Het zou wat lang zyn de dertien aan dit onderwerp gewyde strofen, allen
| |
| |
overtenemen; daarom slechts een drietal ter kenschetsing van het geheel. De tien overige zyn even duidelyk.
O, laat me u vry in 't open aanzigt staren,
En ruk u niet uit myne omarming los,
Aanvallige wier kinderlyke blos
Van de onschuld tuigt der prille lentejaren.
Gun my die kalmte op 't ongeplooid gelaat
Bedaard en zonder hartstogt te betrachten:
Gy hebt u toch niet voor myn blik te wachten,
Wier helderheid geen spoor van schuld verraadt.
'k Zal, lieflyk kind! dat teeder blosje sparen,
En waken, dat geen tintelende gloed,
Myn vingren uit, vergif stroome in uw bloed,
Uit deernis met uw dertien levensjaren!
'k Zal als myn mond zich naar uw voorhoofd wendt
Een kouden kus op de elpen ronding ademen,
Waarin geen drift u togten zal doen wademen.
U vreemd, die slechts het ouderkusje kent.
O weinig die u eens zoo weinig vragen!
Wie u, als ik, in schuldeloosheid koost,
Hy is het niet voor wien ge billyk bloost.
Doch daar zal zyn in later levensdagen,
Wiens lust ziek oog, dat heete lonken schiet,
U meer dan wat myn mond u vraagt zal vergen,
En door zyn blik tot andere offers tergen...
Maar zie myn oog, hoe kalm het op u ziet!]
| |
| |
Over 't geheel is 't of de vrouwen mal zyn, zelfs op straat en in Artis. Maar ronduit gezegd onpleizierig vind ik het niet. Je zoudt me ook niet gelooven als ik zei dat ik het onaangenaam vond.
Lieve beste heb je nu je corset al? Doe dat toch. Liever twee dan een, het zal je goed doen voor je rug.
Ik ben een voorbeeld van gezondheid. Als ik op straat wat tegenkom, een kar of wagen heb ik meer lust er over heen te springen dan uit den weg te gaan.
Mooi dat Edu zoo bly is met zyn stereoscoop en Non met haar speelgoed en zelfs Hortense. ‘Ieder was vergenoegd’ zeg je, wat is dat aangenaam. Wy zyn toch goede menschen.
Hier, in myn kwartier ('t zyn geringe menschen) weten ze niet wat ze doen zullen om my te believen. Ik zal nog zoo aan die kamer wennen dat ik hem houd om te werken, al was je hier.
Edu heeft groot gelyk. ‘Dek zou zeggen: wil je ys hebben?’ Kassian beste tine, als je wat ruimte van geld hebt, zorg dan dat hy u niet voor minder royaal aanziet als my. Ik zal hem een paar maal wat weigeren, als ik weer by hem ben... als ik kan.
Beste hart, op dit oogenblik zou het zenden van f 50 my bezwaren, maar ik hoop spoedig.
| |
| |
Denk nu niet dat ik ze niet heb, ik ben nog betrekkelyk ruim voorzien, maar dit moet ook zoo blyven, om kalm en prettig te werken. Ik zal 't in gedachten houden en zoodra mogelyk doen. Ik hoop spoedig.
[Uit dit antwoord blykt my duidelyk dat Tine geen geld had gevraagd voor eigen gebruik. Misschien voor Eugenie of om nog iets meer aftebetalen voor de portretten?]
Ik zou terstond wel fl 500 kunnen krygen, maar ik wil dit op 't oogenblik juist niet vragen. Vooral in verband met een ander plan om namelyk eene nationale inschryving te provoceren. Juist daarom moet ik alle partieele hulp afwyzen. Als ik nu de f 1000 van Veenstra goed terug betaal, en dat hoop ik te doen, dan is er geen nood meer, je zult zien.
Van Pieter een lieven brief. Hoog ingenomen met den Tydspiegel.
In een recensie van een bundel lamme gedichten door een dominé, zegt de Spectator: ‘multatuli’ zegt te gaauw dat er geen wawelaars zyn. Hier heb je er een!’
Goeden nacht beste hart, ik heb nog meer te schryven aan anderen. Kus de jongens.
|
|