| |
XXXVIII.
Lieve Hart! Gisteren heb ik u getelegrafeerd dat ik u een kleinigheid (f 25) zond, maar dingsdag meer. Ja, dingsdag heeft men my f 1000 toegezegd. Hoe vind je dat? (Veenstra.) Ik heb op myn poot gespeeld dat ze er van schrikten. Ik zal 't hem teruggeven in werk binnen zes weken. Dat is nu wel niet pleizierig maar alles zaamgenomen is 't niet zoo leelyk als 't schynt.
1o. | Ik kom nu onafhankelyk in den Haag. |
2o. | Ik zie minder tegen het werk op omdat
|
| |
| |
| inderdaad de opgang van Max onbegrypelyk is. Het neemt nog toe, en 't is een pure rage. Om u pret te doen zend ik u den Spectator. Dat is pikant! Ik houd er voor dat dit nog meer populariteit aan 't boek geeft dan de aankondiging van Veth, hoe schoon ook. Morgen zend ik u de 2de Gids. Lieve, ik had geen geld om 't eer te doen. Nu wel, je hebt geen begrip van m'n populariteit. In den Haag vooral. Op de koninklyke bibliotheek waar ik een boek zocht, was men meer dan beleefd, zonder eene introduktie, alleen op myn naam. Ik heb moed, ja, ik zou durven zeggen zekerheid dat alles gauw goed wordt. |
Overleggen van wonen, zamenzyn enz., stel ik uit tot we elkaer zien. Ik denk als ik geld heb dadelyk by u te komen. Schryven is zoo lastig. Laat dus alles blyven zoo als het is, Hortense, woning enz. Spoedig zien we elkaer, hoe vind je dat. Ik heb je weer het noodige te vertellen.
Het slot van Veth's stuk in de Gids wordt door sommigen verkeerd opgevat. Het is eene infaam scherpe ironie tegen 't publiek, en vóór my.
Laat u niet door oppervlakkige lezing tot het denkbeeld brengen dat het tegen my is.
De kinderen en Hortense krygen allen een present als ik kom - of beter den dag daarna. Zeg dat maar, dat vrolykt op, en dat maakt alles
| |
| |
makkelyk in verband met het gebrek van de laatste dagen.
Arme beste Tine, God weet hoe ik om je geleden heb!
[Het hierboven bedoelde pikante ‘Pluksel’ uit den Spectator luidde als volgt:
| |
Eene huishoudelyke zaak.
De redactie van den Nederl. Spectator heeft in de laatste dagen zulk een groot aantal brieven ontvangen, dat de opneming van alle haar onmogelyk zou zyn, en daar zy in de zaak welke het hier geldt, de grootste onpartydigheid wenscht in acht te nemen, heeft zy gemeend best te doen met geen dier brieven te plaatsen, maar ze in handen te stellen eener commissie, om over strekking en inhoud verslag te doen. Door den yver der commissie is de redactie nu reeds in staat gesteld, dat verslag mede te deelen.
In handen uwer commissie voor de ingekomen beklagschriften zyn gesteld negen en negentig brieven, allen gerigt aan den Nederlandschen Spectator en betreffende de geruchtmakende zaak van Max Havelaar.
Het doet uwe commissie leed, dat zy er niet nog één meer heeft ontvangen, zy zou dan kunnen spreken van het eerste honderdtal, waardoor vanzelf eene zeer ordelyke en regelmatige verdeeling in de bescheiden, deze materie rakende, zou zyn gebragt. Uwe commissie heeft echter geen vryheid gevonden eigenmagtig, als ook tot den Spectator gerigt te beschouwen den brief door Ds.
| |
| |
Franken aan den Tydspiegel ingezonden, welke brief intusschen, naar de dagteekening en den inhoud der negen en negentig overige te oordeelen, daartoe de aanleiding schynt te zyn geweest; althans vele briefschryvers verwyzen daarnaar. Uwe commissie was niet kleingeestig genoeg om den Tydspiegel te ignoreeren; zy heeft van het stuk in kwestie inzage genomen en bevonden, dat het inhield een brief van Ds. Franken, waarin de schryver zich beklaagt dat de auteur van Max Havelaar Ds. Wawelaar tot type heeft gekozen van de predikanten die yveren voor de zendingszaak. Het ligt buiten de competentie uwer commissie over dat beklag hare meening te uiten; zy meent echter by het vermelden er van, haar bescheiden oordeel te mogen uitspreken, dat Ds. Franken ‘de kat de bellen heeft aangehangen’, indien het uwe commissie vergund is deze min of meer gemeenzame uitdrukking te bezigen, wat haar, met het oog op de maatschappelyke positie van den schryver eenigzins gewaagd voorkwam. Zoodanige handeling toch in niet overdragtelyken zin, zou evenzeer gebrek aan eerbied tegen de maatschappelyke positie kunnen schynen te verraden, als het gemelde werk van Max Havelaar, met name de type van Ds. Wawelaar, van minachting voor den geestelyken stand zou kunnen geacht worden de bewyzen te leveren.
Na deze vooropgezette stelling, meent uwe commissie te kunnen overgaan tot het rapport van haar verlangd.
In handen uwer commissie zyn dan gesteld:
Acht adressen van bewoners aan de Lauriergracht te
| |
| |
Amsterdam, zich allen beklagende dat de schryver van Max Havelaar die gracht heeft gekozen tot de woonplaats van den heer Batavus Droogstoppel, waardoor de gracht hunner woonplaats zeer wordt geschaad in de goede reputatie, welke zy tot dusverre by de ingezetenen der hoofdstad genoten heeft, zynde het nommer 37 niet voldoende om tegen alle vergissingen in dezen te waarborgen. Adressanten verzoeken eerbiedig rehabilitatie hunner gracht en hunner personen, voor zoover die er in betrokken zyn.
Eén adres van den Gouverneur-generaal van Ned.-Indië, houdende kennisgeving dat hy protesteert tegen de type van zoodanig hooggeplaatst persoon als voorkomt in meergemeld werk van Max Havelaar.
Zestien adressen van voormalige residenten op Java en buitenbezittingen, verzoekende dat de schryver van Max Havelaar uit offcieele bescheiden de typen zal staven, die hy van hunne ambtgenooten gegeven heeft. By dit adres zyn gevoegd de regeeringsverslagen over het beheer van den staat der Koloniën van 1849 tot 1858, welke collectie uwe commissie voorstelt te verzenden aan een voormalig afgevaardigde uit Hoorn in de Tweede Kamer, die getoond heeft eene indische specialiteit te willen worden.
Zeven en twintig adressen van makelaars die in koffie doen en
Een en twintig in suiker, allen houdende beklag als boven; en verzoekende uwe medewerking om den verkoop van Max Havelaar te doen verbieden.
| |
| |
Veertien adressen van zich noemende voormalige ambtenaren in dienst van Ned-Indië (oud-gasten?) met nadruk opkomende tegen de typen van hen geschetst. Een hunner, wiens bedienden roode vesten dragen, vraagt het oordeel van een advocaat medearbeider, in hoeverre hier termen zouden kunnen bestaan tot het eischen van schadeloosstelling voor deGa naar voetnoot1) roode vesten.
Een adres van Mozes Levi, zich noemende de Griek, waarin adressant zyn voornemen mededeelt om op de rotterdamsche kermis zyne kraam met reukwerken neer te stellen, en zyne vrees aan den dag legt, dat geen scholier van het stedelyk gymnasium aldaar - zyne beste klanten - zyne pastilles à la sultane of andere reukwerken en oliën koopen zal. Hy eischt dat Max Havelaar zich by hem in de kraam voege gedurende de kermis, ten einde het gevaar dat hem dreigt, aftekeeren.
Een adres van den teekenaar der Aglaja, tydschrift voor dameshandwerken, zich beklagende over den smaad genoemd tydschrift aangedaan, waardoor hy in zyne broodwinning bedreigd wordt.
Een adres van Johannes Slymering.
Drie adressen van personen in verschillende deelen des ryks die den naam van Havelaar voeren, allen protesteerende tegen het gebruik van hun naam gemaakt - houdende verzoek om schadevergoeding.
| |
| |
Een adres van den pikeur in de gemeente Zwartsluis, verzoekende dat by een eventueelen herdruk van het werk, het dragen van een shawl (of sjaal) niet belagchelyk blyve gemaakt, daar hy zoodanig kleedingstuk draagt en de herinnering aan de afkomst - gedeeltelyke voldoening van een onbetaalde pretentie - toch reeds onaangenaam genoeg is. Adressant heeft de wyzigingen, die uit dit oogpunt het werk zou moeten ondergaan, met zorg aangegeven.
Zeven adressen van Duitschers, allen te Amsterdam op Handelskantoren geplaatst, protesteerende, deels uit eigen beweging, deels op aanzoek van hunne patroons tegen de type in Kern van hen gegeven; adressanten voeren tot staving van de juistheid der voorstelling aan, dat zy nooit verzen lezen en buiten de mogelykheid zyn om met de dochters van hun patroons op familiaren voet te komen.
Eindelyk een adres van een zich noemend aspirantbeëedigd-translateur by de verlangde regtbank te Sas van Gend, houdende protest tegen het doel van multatulus (adressant bedoelt waarschynlyk multatuli) om alle talen aan te leeren, waardoor hy (adressant) en de zynen gekrenkt zouden worden in hunne vermogens als zullende hun vak in discrediet geraken. By eene ventilaire (eventueele?) uitvoering van dat plan, verzoekt adressant uwe tusschenkomst, ten einde met vertaalwerk door den schryver van Max Havelaar te worden begunstigd.
Daar al deze adressen betrekking hebben op den
| |
| |
roman Max Havelaar, die, naar het oordeel uwer commissie, zoo teregt de algemeene belangstelling heeft opgewekt, heeft uwe commissie de eer voor te stellen:
a. dit rapport in den Spectator publiek te maken, en
b. eveneens by wege van den Spectator aan de adressanten te kennen te geven:
1o. | Dat het den auteur vry staat zyne typen te kiezen waar hy het noodig acht in het belang der zaak, die hy zich ten doel heeft gesteld. Zyn die typen ongunstig... zooveel te erger voor hen die er hun beeld in vinden. |
2o. | Dat het adressanten vry staat, zich met elkander en wie er meer lust toe gevoelt te verbinden tot het oprigten van een anonyme vennootschap tot bevordering van eigenliefde en verronseling van de waarheid, opdat elke stand, elk vak, elke naam en elke dwaasheid toch behoorlyk worde geërbiedigd en niet gebezigd om verkeerdheden en misbruiken aan den dag te brengen; en eindelyk - |
c. ook naar aanleiding van de verzoekschriften, den auteur dank te betuigen voor het uitstekende werk, waarmede hy de nederlandsche letterkunde heeft verrykt.’
In een soort van dagboek dat de verzamelaarster van deze Brieven by tusschenpoozen hield en waarin zy soms een verhaal dat multatuli gedaan had, of een gesprek met hem opteekende komt de volgende passage voor die, wyl ze hier actueel is, ingelascht wordt.
| |
| |
‘22 Maart '77.
Voor eenige dagen is Lindo gestorven. De couranten waren vol weinig zeggenden lof, en niets dan lof.
- Hy was zeker een weinig beteekenend mensch? vroeg ik.
- a, zei Dek. Ik houd hem voor een flikflooier die zich heeft weten intedringen by fatsoenlyke lui. Dat-i in Bonn gestudeerd zou hebben geloof ik niet; er staat ook nergens wàt. Misschien is hy ingeschreven geweest als student.
- Heb je hem wel eens ontmoet?
- Ja, ik heb hem eens gesproken in den Spectator.
- Hoe kwam je in den Spectator?
- Ik weet niet meer. Ik geloof haast dat Nyhoff er my gebracht heeft.
- Dat is dan zeker lang geleden?
- O ja, laat eens zien... dat zal zoowat in Augustus 60 geweest zyn. Ja! Want daarna was ik nog by Veth. Ik had den Havelaar geschreven, 't was in den eersten tyd van den opgang, en ik was nog zonder argwaan. Je begrypt me? Ik dacht er nog niet aan dat ze myn boek zouden scheiden van myn zaak. Ik was in den Spectator geïnviteerd, en ze behandelden me als invité, en maakten me complimentjes waarop ik weinig acht sloeg. Maar later...
Je weet, Veth had een stuk in de Gids geschreven, zeer voor me, en waarin hy onder anderen opsomt: dìt, dàt, en nog wat... ‘waaruit ten slotte blykt dat Havelaar volkomen gelyk had.’ Veth had dat stuk
| |
| |
genoemd: ‘Havelaar versus Droogstoppel.’ Welnu, korten tyd nadat ik in die vergadering van den Spectator was, verscheen er in dat blad of in de Wetenschappelyke Bladen, ik weet niet meer waarin, een stuk van Robidee van der Aa en wel tegen my. Ik herinner er my o.a. dezen zin uit ‘dat Havelaar zyn zaak versus Droogstoppel verloren had. Die Robidee van der Aa was ook in den Spectator. Een onaanzienlyk klein kereltje, maar hy was geloof ik geen hoofdpersoon, althans ik had hem weinig opgemerkt. Zyn stuk trof my evenwel, meer dan hyzelf gissen kon, omdat ik nog niet aan de mogelykheid gedacht had, dat men myn zaak zou aantasten. Ongelooflyk! Ik had het toch zelf in dat boek gezegd hoe men reeds terstond een haak slaat om den hals van hem dien men op het voetstuk plaatst! Maar dit was het eerste blyk waar zy heen zouden willen. Dit stuk verscheen nadat ik in de vergadering van den Spectator geweest was; en ik herinner me nog dat ik er daarna met Veth over sprak. Ja, zeide hy, ik begryp het niet. Die Robidee van der Aa is nog wel een leerling van me, ik begryp het niet!
- Wie was die Robidee? vroeg ik.
- Och... Hy heeft zich in den Haag altyd uitgegeven voor indische specialiteit. Zoo'n soort als Veth, maar met oneindig minder kennis. Nu, zyn stuk trof my om de strekking. En nu kwam 't me ook in de herinnering hoe dien avond by Nyhoff... Lindo kwam wat later dan de anderen, maar hoe hy me toen begroet had en gezegd Wel z'n compliment maken... hm...
| |
| |
hm... over de voortreffelyke teekening van Droogstoppel.’
Nu, na 't stuk van R. v.d. Aa begreep ik de strekking ook van dit gezegde. Toen hy 't zei, had ik het niet opgemerkt.]
|
-
voetnoot1)
- Door den spoed waarmede het verslag is opgemaakt, zyn hier waarschynlyk vergeten de woorden: zinspeling op.
|