Ideën VI
(1878)– Multatuli– Auteursrechtvrij1119.De lezer ziet dat Wouter's bescheidenheid zich niet uitstrekte tot de res divinae, en dat wèl beschouwd de ‘Heer’ meer reden dan juffrouw Pieterse zou gehad hebben, hem z'n ‘brutaligheid’ te verwyten.
Toch klaagde zy altyd, en de ‘Heer’ zweeg. Hy was goedertierener dan zy.
Ik roep de Amsterdamsche buitensingels en de ‘paden’ in den omtrek van Femke's huisje tot getuigen, dat ik z'n mymeringen hoogst-onvolkomen heb weergegeven. De vraag is of hyzelf in-staat zou geweest zyn tot meer nauwkeurigheid. Neen, dit was-i niet! Hy zou 't er nog slechter afgebracht hebben dan ik.
De schildering der gedachten die hem bezighielden, is hierom zoo moeilyk wyl hy ze niet beheerschte en ze dus meer onderging dan voortbracht. De lezer zal opgemerkt hebben | |
[pagina 91]
| |
dat hy onder den invloed was van tegenstrydige aandoeningen die zich z'n ziel schenen te betwisten. Wel brak hier-en-daar 't gezond verstand door, maar onbestuurde fantazie speelde de hoofdrol. 't Gevoel was er. De Verbeelding was er. De Moed was er...
Nu ja, en toch... toch...
Ik beroep me weer op 't overhoop-gehaalde ‘moeder's naaikistje.’ Wouter grabbelde met onbescheiden hand in de gegevens die moeder Natuur in z'n gemoed had neergelegd.
Dat er onder die gegevens ook anderen waren, dan de door Da Costa genoemden, spreekt vanzelf. Doch ik zei reeds dat we die misschien te beschouwen hebben als corollair.
Het sentimenteele is voorzeker 'n uitvloeisel - 'n leelyk uitwas vaak! - van sentiment. (114) En 't sentimenteele wàs er!
Moed? Wel zeker! En meer dan dàt zelfs, of... iets anders dat er heel uit de verte op geleek. We zagen immers dat er vermetelheid en lust in uittarting huisde onder al dien kinderlyken schroom? Overmoed dus... 'n leelyk ding! Maar toch... 't is niet ieder gegeven, God te roepen ter verantwoording, en pruimtabak te leveren aan 'n zondebok van de ‘massa.’
En de Verbeelding?
‘Nu, dááraan ontbrak het hem waarachtig niet!’ hoor ik den lezer roepen. Juist. Maar ook deze hoedanigheid openbaarde zich op niet gewone wys. Men moet erkennen dat Wouter's idealen niet precies gekopieerd waren uit z'n romans. Iets dat anders wel eens 't geval is by sommigen die in sentiment doen, of daarover schryven.
En ook 't hysterisch element - wie 't weglaat by menschschilderen of geschiedschryven, is 'n knoeier of 'n huichelaar, d.i. beide tegelyk - ontbrak niet!
Er staan of liggen my 'n paar beelden voor den geest, die de stemming van Wouter's gemoed redelyk zuiver voorstellen, maar... ze klinken onklassisch. In-godsnaam - d.i. ik wil niet verantwoordelyk zyn voor 't litterarisch gehalte - Wouter's ziel geleek op 'n schotel melkpap waaruit de bliksem schoot, op 'n donderend bloembed.
Elken keer als-i uitging om Femke te zien, meende hy be- | |
[pagina 92]
| |
droefd te zullen wezen als 't weer mislukte. Maar na 'n paar alineaas gepeins vergat hy... Femke niet, maar z'n lust om haar in persoon te ontmoeten. Z'n mymeren, en hopen, en wenschen, en droomen... dit alles wàs hem Femke. De mogelykheid bestond dat ze, op-eens vóór hem staande, onvriendelyk zou ontvangen zyn, en dat hy, onverhoeds door haar teruggeroepen in... 'n àndere werkelykheid dan die waarin hy zweefde, haar had toegevoegd:
- Ach, had je me niet nog 'n oogenblik kunnen alleen laten? Ik vroeg juist iets aan God. Wie weet of-i ditmaal niet zou geantwoord hebben!
'n Zonderling vryertje! |
|