onze Volksvertegenwoordiging - zie byblad - loopt het talent golvend
over den rand der zetbakken van 's Lands Drukkery, en bedreigt de Natie...
De Natie! De, de, de... de geheele Natie
ditmaal!
...met 'n vreeselyken zondvloed!
Las men ooit dat de Voorzitter de Heeren uitnoodigde, de zitting
zwygend te houden, omdat er, wèl gewogen, wat weinig talent in de zaal
was?
Waarlyk, voor elke nationale-wysheidsbehoefte is 't vermoedelyk
noodige talent steeds in zeer ruime mate voorradig geweest. Tot in een der
moeielykste vakken toe, tot in Kritiek namelyk, schynt altyd over 'n
onafzienbaren voorraad van dat artikel te kunnen beschikt worden... en er
zou pénurie aan talent zyn?
Allons donc!
Door wie of wat werd en wordt dan zoo lang reeds 't Land geregeerd?
Wie of wat oreerden, kodificeerden, preekten, dogmatizeerden, hoofdartikelden,
doceerden en professerden?
Geschiedde dit alles door mannen zònder talent?
O, voorwaar, wie 't ‘visschig zwygen’ op rekening stelt
van gebrek aan talent, spreekt 'n kwaadaardiger: ‘de Natie
uit’ dan ik me ooit veroorloofd heb! Hy moge op z'n ooren passen, als
post zich eens den tyd gunt hem 'n brief te schryven in de
Vox!