935.
De bestgedragen principes zyn vrouw en kinderen. Ik geloof
waarachtig dat velen alleen hierom trouwen, even als nu-en-dan jongens van
achttien jaar 'n vrouw nemen om de konskriptie te ontduiken. Een
liefdesverklaring zou dus eigenlyk zeer dikwyls aldus moeten ingericht zyn:
‘Zeer aangebeden jonge dame, zoudt ge my willen dienen tot
brevet van impotentie?’
Ik kan niet zeggen dat dit heel vereerend is voor de betere helft
van 't menschelyk geslacht. De vrouw immers wordt hier in één
rang gezet met byziendheid, platvoeten, bochels en erger dingen. Hier over
sprak ik reeds in de Inleiding van de Minnebrieven, die
voor Holland niet ‘mooi’ genoeg zyn, naar ik hoor.
Maar wie nu vrouw en kinderen te duur vindt, behelpt zich met wat
anders. ‘God’ is ook zeer bruikbaar voor het doel. Men heeft maar
te zeggen: ‘de Heer wil het niet.’ Wie zou, na zoo'n reden van
niet-ontvankelykheid, nog durven aandringen op iets goeds? Wat is er te
verwachten van menschen die 't nalaten van hun plicht wisten te verheffen
tot... plicht? Doch ook buiten vrouwen, kinderen en goden, 't aantal
plichtontduikende principes is legio. Toen men Droogstoppel verweet dat-i
zonder 'n hand uittesteken 'n kind had laten stikken in 'n moddersloot,
beriep-i zich op z'n zondagschen rok, 'n ding dat twee uitvluchten te-gelyk
leverde: 't nieuwe kleed zelf, en... de dag des Heeren!
Nog-eens, ik heb geen principes. En de berusting in dit gebrek wordt
me allermakkelykst gemaakt door 't achtslaan op de handelingen van 't volkje
dat wel met deze dingen