Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 714]
| |
sHage 18 Januari 1870 Weledelen Heeren Joh Enschede & Zonen Haarlem.
WelEdele Heeren, Verschooning vragende voor de door huisselyke omstandigheden veroorzaakte vertraging in het beantwoorden Uwer minzame letteren van 13 dezer, heb ik de eer UWED mynen dank te betuigen voor de my andermaal geheel onverpligt aangeboden f25.- Het niet-aannemen van dit onverdiend honorarium, zoude met het oog op Uwe zoo heusche handelwyze, eene onwellevendheid wezen, waaraan ik gevoel my niet te mogen schuldig maken. De bescheidenheid eischt, dat ik my onthoude van beschouwingen over sommige in Uwen brief vervatte stellingen, voorzoover die in betrekking staan tot de eischen Uwer Onderneming, als Zaak beschouwd, een onderwerp waarover het my niet vrystaat te spreken. Van myn standpunt echter betreur ik ten sterkste, dat eene pen als waardoor dat van zooveel humaniteit en finesse getuigend stuk geschreven werd, zich by uitsluiting beperkt tot het relateren der meeningen van anderen. Dat de Haarlemmer Courant geene verandering in den geest als de door my bedoelde, noodig heeft, moet op Uwe allerbevoegdste uitspraak als wáár worden aangenomen, maar wèl bestaat er in | |
[pagina 715]
| |
de lectuur van het Courantenlezend publiek behoefte aan eene ruimere dosis van de beide hoedanigheden die Uwen brief kenmerken, en het was in deze overtuiging dat ik de vryheid nam bedoelde wyziging ter sprake te brengen. Ik blyf het jammer vinden, dat eene publiciteit als waarover UWED te beschikken heeft, zich - naar myn inzien: al te nederig - onthoudt van 't uitoefenen eener influentieGa naar eind1. die menigen ‘luchtsprong’ voorkomen, of althans in 't ware daglicht stellen zoude. Gaarne had ik daartoe medegewerkt. Hoe overtuigd ook, dat myne meeningen over sommige punten lynregt met die van UWED in stryd zyn, vleide ik my met de hoop dat myne opmerkingen onthaal hadden kunnen vinden, dewyl ze, naar ik geloof, steeds den stempel zouden dragen van ernstig streven naar waarheid, de meest objectieve zaak - niet de waarheid, maar 't streven - die men zich kan voorstellen. De heusche toon van Uw schryven doet my de vryheid nemen nog eenige regelen hierby te voegen, die, wel is waar, slechts myzelf betreffen doch met het behandeld onderwerp in nauw verband staan. Geen liberaal schynt te kunnen vatten dat ik ben: tegen Vrijen Arbeid in Indie - eene onwaarheid. Tegen de onderwyswet - eene dwingelandy. Tegen de grondwet van '48 - eene misleiding. Tegen de vergoding van Mr Thorbecke - een misverstand. Tegen de Volksregering, zooals die wordt uitgedrukt in onze kieswet - een rekenfout. Tegen parlementair alvermogen - eene bespotting der dynamische regelen die de toepassing der krachten van den Staat regeren. Tegen democratie zooals die door de democraten wordt aangeprezen - ik kom kwalificaties te kort. Geen liberaal begrypt, waarom ik my onthoud van partytrekken voor de h.h. Stieltjes en RoordaGa naar eind2. - met welke beide personen ik bevriend ben - tegen Franssen van de Putte dien ik veracht, tegen vorige en tegenwoordige regeringen van Indie, die ik - minacht. En, eindelyk, ik zou moeite hebben 't den heeren der linkerzyde duidelyk te maken, waarom ik - zonder de minste sympathie voor eenen Koning of den Koning - Koningsgezind, en, ongeloovig, een voorstander ben van 't onfeilbaarheidsdogma, sterker voorstander dan byv. de Paus zelf, daar ik, in zyne plaats - gesteld | |
[pagina 716]
| |
dat men my hadde kunnen beletten reeds voorlang aftetreden - my wel zou gewacht hebben die feilbaarheid in discussie te geven aan feilbare prelaten: een feilbaar Paus is géén Paus. Zoo zyn er veel punten waaromtrent ik uit liberalisme tot eene behoudende conclusie ben gekomen, en ik zie een kans myne redeneringen begrypelyk te maken aan conservatieven, aan vryzinnigen - die ik over 't algemeen voor zeer onvrijzinnig houd - tot het aannemen myner slotsommen te bewegen. Ik heb opgemerkt dat er uit den ‘choc des opinions’Ga naar eind3. vaak een chaos van onrype meeningen ontstaat, te verwarder omdat velen zich gemakshalve, vergenoegen met zekeren oppervlakkigen indruk, dien ze - en niet altyd te kwader trouw - voor opinies uitventen. Om naar de mate van myn vermogen in dien warboel eenige helderheid aantebrengen, had ik gaarne een vast plaatsje in Uwe Courant ingenomen, en ik blyf gelooven dat dit streven eene minstens even objectieve zaak wezen zoude - en dus met het oog op de eigenaardigheid van Uw blad, even gepast - als het mededeelen van wat deze of gene vreemde publiciteit over de een of andere zaak gezegd heeft. Of evenwel de vlag van den Haarlemmer op den duur de lading myner artikelen zou gedekt hebben, is de vraag. Het ware te beproeven geweest. Ik erken dat ik alweder niet in staat wezen zoude myne meeningen pasklaar te maken voor den lyst waarin ze moesten gezet worden, zonder den weerzin te gevoelen die my terstond den ‘pectusGa naar eind4.’ rooft waaruit alles goeds moet voortkomen. Ik verlang naar 't oogenblik waarop ik in staat wezen zal de uitgave myner Ideën voorttezetten, en zal - zoodra my dit eindelyk gelukt, - de vryheid nemen UWED daarvan een exemplaar aantebieden als klein bewys der hoogachting waarmede ik de eer heb te zyn UWEDDienstwillige en verpligte Dienaar DouwesDekker.
Nadat de geheele pers my sedert jaren meer of min stelselmatig ignoreerde, beginnen sedert eenigen tyd eenige bladen weder over my te spreken - misschien uit penurieGa naar eind5. aan onderwerpen die | |
[pagina 717]
| |
scherpte van uitdrukking toelaten. En zie, juist de bladen en blaadjes die my met eenige verheffing - en niet zonder de gebruikelyke gezwollenheid - noemen, verkondigen stellingen die ik bestryden moet. In dat program van 't NoordenGa naar eind6. is byna geen enkel punt dat ik aanneem. |
|