Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMultatuli in de Oost beoordeeld.Wij hebben Multatuli altijd versleten voor een halven gek, die in zijne lucida intervalla - wijze buijen - een opmerkelijk boek schreef maar wiens hersenen sedert dien tijd geheel in de war geraakt zijn en die zich tegenwoordig slechts door politieke, litteraire, moreele monstruositeiten onderscheidt. Hoe men op Java over den man denkt blijke uit het volgend stuk, dat wij uit den Indischen Humorist overnemen: | |
Ideëen van Butatuli.
| |
[pagina 625]
| |
‘Een aandachtige beschouwing van de nederlandsche parlementaire geschiedenis geeft aanleiding tot zeer bedroevende opmerkingen.’ ‘Vergelijk wat ik daarover zeg in den “Vrijarbeid” alsmede mijn uitval in dat boekje tegen de dagbladschrijvers,’ (bl. 69). ‘En de ministers, de regering!’ (bl. 69). Ook daarin ligt opgesloten: ware ik minister, - ware ik aan de regering, ik zou de beste wezen van allen; - en ik zou al de ministers uit mijn mouwen kunnen schudden, en dan zou ik eens toonen hoe eene regering dient te zijn! ‘Ik hecht aan welsprekendheid, en aan 't kunsje van schrijven niet de waarde die daaraan wordt toegekend door 't algemeen.’ (bl. 69). Ik stel mij ver verheven boven al 't gemeen. Publiek! Ik veracht u met de grootste innigheid! Maar koop mijn werk! Publiek! En gij domme Hollanders, die nog dommer zijt dan de domste Javaan, koopt mijn werk! Vraagt gij bewijzen voor uwe domheid? Ik heb ze u gegeven in mijne ideën. Ik heb ze u toegeroepen op het Amsterdamsche congres; maar gij waart te dom om mij te verstaan; want.... Ik sprak Fransch! Enfin, het grootste bewijs voor uwe domheid is dat, niettegenstaande ik u herhaaldelijk in al mijn werken laat voelen, dat ge dom zijt, - gij toch mijne werken koopt, en blijft koopen; - leest en blijft lezen; mij ophemelt omdat ik zoo aardig schrijven kan; met mij wegloopt, - omdat ik u zoo dikwijls zeg, dat ge dom zijt! Voorwaar ik zegge u, domme Hollanders, de domste Javaan, dien gij regeert, is knapper dan gij. Ik ben op Java geweest. Ik ben daar lang geweest, en als ik daar gebleven ware, dan zou ik misschien nooit geschreven hebben, daarom was 't goed - en voor mij en voor den Javaan en voor u, domme Hollanders, dat ik heenging, en terugkeerde naar Holland, om u bekend te maken met... mijne idéèn! Koopt ze domme Nederlanders! Wat zeg ik!... Ach!! kondet gij ze kopen! Neen! verachtelijk Publiek! Neen! ‘Ongeleerde laffe aristocratie!’ Neen! Ploertige middelstand! (bl. 74). Neen! Onttroonde adel der | |
[pagina 626]
| |
middeleeuwen! Neen! kruieniershoogheden! Neen! Trotsche boeren! Neen! Parvenus! (bl. 59). Neen! Canaille! Neen! gemeene Ridders! Neen, Fatsoenlijk gemeen! Neen, Vampieren! (bl. 59). Nogmaals Neen! gij kunt mijne idéën niet kopen! En gij wilt den Javaan beschaven, verlichten, tot mensch maken, enz. God beter! |
|