[17 mei 1855
Koncept voor een brief van P. Douwes Dekker aan E. Douwes Dekker]
* 17 mei 1855
Koncept voor een brief van P. Douwes Dekker aan E. Douwes Dekker. (afschrift M.M.)
Aan Eduard H. 17 Mei 55
Mijn antwoord op Uw telegr. vraag is zoodanig dat ik het per post U zende. Zal het evenwel heden nog vertrekken, dan moet ik kort wezen. - Het kan ook kort zijn, want ik zie geen noodzaak om den inhoud van 23 Febr. en 12 Maart te herhalen, - in substantie dus luidende: Ik kan en mag de f2000 grb.- niet losmaken en te leen geven zooals gij dat zoudt verlangen. - De redenen kan ik niet allen op papier zetten en gij zoudt ze toch waarschijnlijk niet beamen. Jan wel, vertrouw ik.
Dit alleen kan ik U aanbieden. Behoud de f14/1500 die gij reeds van mij ter leen hebt. Schrijf mij voor Uw uitzeilen of gij het aanneemt en indien Neen, - bij en van wien ik van tijd tot tijd de Rente kan ontvangen. - Denk er ook aan dat ik bij leven en sterven geen voldoend bewijs in handen heb - dat de bewuste som f1423,70 van U mij toekomt. Het bewijs dat gij 9 Jan. 54 mij beloofdet heb ik nog niet ontvangen.
Ook deel ik U mede dat wij aan de oude vrouw (Jann. Burgers) 7 weken 50 cts. per week voor U voorgeschoten hebben. Het zal U kwalijk voegen dit voort te zetten denk ik en daarom zullen wij haar moeten zeggen dat dit weekgeld gestaakt wordt.-
Zeer gaarne zullen wij van U en Eef en den kleine nog veel vernemen. Vaart wel Gode beveelt U
Pieter.-