[6 januari 1854
Brief van E. Douwes Dekker aan mevr. M. van de Velde-Douwes Dekker]
6 januari 1854
Brief van E. Douwes Dekker aan mevr. M. van de Velde-Douwes Dekker. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 2 (¼) beschreven. De envelop is bewaard gebleven, met poststempel Amsterdam 6-1-1854 en geadresseerd aan ‘Mejufvrouw de Wed. M. van de Velde Koningstraat Alkmaar.’ (M.M.) Een gedeelte uit de bovenrand is weggeknipt.
Amsterdam 6 January 1854
Lieve Tante. [Wie] schuld bekent, is vergiffenis waard, niet waar? Welnu door de drokte heb ik tot heden toe schandelyk verzuimd UED medetedeelen dat ik op nieuwjaarsavond gelukkig vader ben geworden daar Everdine UED oudtante van een flinke jongen gemaakt heeft. Zij heeft veel geleden bij de verlossing en is nog doodelyk zwak maar overigens heel wel. De kleine is groot en sterk. Hy heeft ook acht jaar op zich laten wachten en het werd dus tijd.
Ik verzoek UED mij myne nalatigheid te vergeven maar waarlyk niemand weet hoeveel drokte zulk eene zaak geeft als men zich zoo als wij gedurig op voet van reizen bevindt en alle hulp voor veel geld van vreemden moet gekocht worden. Enfin, 't is nu voorbij en alles belooft een gelukkig herstel.
Na vriendelyke groete ben ik met de meeste achting
UED liefh. neef
Eduard
(....) medegebragt. Hy zegt (....) meer zou (....) tegenwoordig zooveel (....) heeft en dus op de kleintjes moet passen. Eef laat u hartelyk groeten.