Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 549]
| |
Amsterdam, 26 July 1853 Waarde broeder! Ik heb gisteravond van Schipper Klein de bedoelde stukken ontvangen gezamenlijk circa f1300 bedragende, en over weinig dagen zal ik U de naauwkeurige opbrengst mededelen, ofschoon ik gelijk ge weet mij bij de teruggave niet aan dat genoemde cijfer houden zal. Intussen ben ik U zeer dankbaar voor de flinke wijs waarop gij aan mijn verzoek hebt voldaan. Ik kan het er best meê stellen en behoef geen gebruik te maken van Uw fideel aanbod om het geld uit de spaarbank te nemen. Bij den Heer v. DapperenGa naar eind1. zal ik gaan en aan HiebinkGa naar eind2. schrijven, schoon dit laatst eene moeijelijker zaak is. Reeds te 's HageGa naar eind3. heb ik H. gesproken, en ik moest uiterst voorzigtig wezen in mijne gezegden omtrent RoskotteGa naar eind4., want hoezeer ik met velen eens ben dat R. een gemeen schagcheraar is heb ik hiervoor geene bewijzen genoeg die het aankleven van HanegraatGa naar eind5.'s hartstogtelijken vijandschap kunnen wettigen. Op Hanegraat zelve zijn vele aanmerkingen. Hij is een wonderlijk sujet die elke zaak welke hij voorstaat schade doet, door zijne plompheid, zijne drift, zijn gebrek aan tact etc. Als gij een brief van Hanegraat in handen gehad hebt zal U uit zijne wijze van schrijven reeds een en ander gebleken zijn. Van alle zendelingen op Menado (ik geloof 10) kan niemand iets dan goed zeggen. Zij leven onzer gelijk, zijn matig, zachtmoedig en maatschappelijk braaf. Op niemand hunner kleeft de minste vlek. Het eenige zou wezen dat zij het genootschap (en dit het Hollandsche publiek) in den waan brengen of laten dat ze tant soit peuGa naar eind6. martelaars zijn. Dit is onjuist. Zij leiden een kalm, gezellig, onbezorgd leven, en wat hunne materiële fouten aangaat prefereer ik die boven elk hoog of laag ambt in Indië. Zij hebben goede woningen, goede spijs, goede kleeding, goede meubelen - enfin alles geheel confortable. Hierop maakt RiedelGa naar eind7. eene uitzondering. Deze schijnt werkelijk het wereldsche te minachten want hij geeft met eene soort van geestdrijverij alles weg wat niet strikt nodig is voor zijn onderhoud. Hij alleen leeft niet lekker, - bij hem alleen zoude iemand die gesteld was op stoffelijk genot niet gaarne logeren. Maar hieruit volgt nog niet dat de anderen weelde hebben. Dat niet, - maar alles is bij hen goed, volslagen en onbekrompen, iets waarin ik noch iemand eene misdaad vindt. Ik kom alleen op tegen de geusurpeerde renommée van martelarij. Die bestaat niet. | |
[pagina 550]
| |
In weêrwil van de (misschien wel wat geaffecteerde) patriarchale eenvoudigheid van Riedel is hij, hoewel achtenswaardig - niet het meest geacht, omdat hij stijfzinnig en koppig is - zoo iets puriteinser. Van allen moet elk eerlijk mensch eene goede getuigenis geven als burgers, echtgenooten, vaders, enz. Sommigen hunner zouden zelfs geloof ik als predikant hier in Holland zeer voldoen, bijv: LinemannGa naar eind8., een door en door braaf en kundig man. Ook UlfersGa naar eind9. houd ik voor zeer bekwaam. WilkenGa naar eind10. schijnt mij eenigszins stijf in idées, maar rond en braaf. Van CappelleGa naar eind11. en GraaflandGa naar eind12. hebben een gans air académique (iets waarvan ik niet houd, en wat een gevolg is van hunne quasi studies te Rotterdam) maar meenen het geloof ik goed. BossertGa naar eind13. is geloof ik niet zeer ontwikkeld, en intellectueel zeker de minste der broederen, doch ook hij meent het goed. SchwartzGa naar eind14. is dweeperig maar vurig opregt en werkzaam. Hij praat soms 3 keer daags op verschillende plaatsen die vrij ver van een liggen. 't Is waar hij rijdt graag en goed. Bij dit alles moet men in het oog houden, dat ik van de menschen spreek, niet van de zendelingen of het zendelingswerk. Doch ik begrijp dat mijn opinie daar over hier niet te pas komt. Nu heb ik Roscott op Ambon niet lang - hoewel in nauwere aanraking - gekend en zoude het niet wagen daarop alleen een oordeel over hem te vellen, wanneer niet juist vele dingen uit de verte beter dan van nabij waren waar te nemen. De opinie over Roscott in de Molukken is over het algemeen ongunstig. Men houdt hem voor een huichelaar die zijne betrekking geheel dienstbaar maakt aan zijne geldgierigheid. Ook ik geloof dit, en schoon het moeijelijk te bewijzen valt, is het toch opmerkelijk dat hij een vermogend man geworden is. Dit is zeker. Ik zal aan Hiebink schrijven, schoon ik huiverig ben mijn gevoelen in de schaal der overweging van het GNZGa naar eind15. te werpen. Ik dank u voor de toezending der beide boeken (HoekstraGa naar eind16. en Dr. AllebéGa naar eind17.). Het laatste had ik reeds en Hoekstra zal ik met aandacht lezen, schoon ik vrees, ik vrees... maar ik wil niet te gaauw oordeelen. Tot nog toe heeft elke lectuur van dien aard eene geheel andere werking op mij gehad dan de schrijver beoogde. Ik zal U mijne impressie meedeelen. Voor heden adieu, groet Mietje en de jongens ook van Eef. Uw liefh. broeder Ed. |
|