Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[8 oktober 1849
| |
[pagina 530]
| |
den zijn er in de laatste jaren geëmaneerdGa naar voetnoot1., doch tot nog toe is er voor zoo verre mij bekend is, weinig of niets gedaan voor de zedelijke verbetering van gecondemneerden. Rust niet op de maatschappij die den misdadiger uit haar midden stoot, de innige verpligting zich zijner aan te trekken juist in die belangen waar hij het meest hulp, teregtwijzing en ondersteuning noodig heeft - is niet de pligt tot zedelijke zieken van hooger, heiliger belang dan het voeden en verzorgen des lichaams? Is het niet juist in het hart des misdadigers dat de kiem des kwaads moet opgespoord en verdelgd worden, wil men eenige hoop koesteren dat hij later niet weder de maatschappij beleedige? Is het ook niet op die voorwaarde alleen dat de maatschappij het regt heeft tot straffen? Is straf zonder kragtige pogingen tot verbetering des gestraften niet bijna gelijk aan wraak? (....) Dat het aanschouwen der voltrekking eener doodstraf afschuw baart, lijdt geenen twijfel, maar dat het beter is afschuw voor de misdaad zelve inteprenten dan die alleen voor de straf op te wekken is even zeer waar. Onderwijs dus, veredeling van verstand en hart, goede voorbeelden, - dit alles zal van misdaad terughouden, en waarlijk, waar dit alles niet gebaat heeft, zal ook de kortstondige beschouwing van halsregt den toekomstigen misdadiger niet afschrikken. Integendeel, het aanschouwen van gewelddadige straffen maakt den onbeschaafden mensch gemeenzaam met dezelve, het verstompt zijn gevoel en meermalen wekt het gekerm van den gegeeselde, de doodsangst van den misdadiger die sterven moet, gevoelens en aandoeningen op, die, het is verschrikkelijk maar wáár, - iets aangenaams hebben! Ik hoop hier alleen van onbeschaafde menschen te mogen spreken! De Nero's en Caligula's, de (....)Ga naar voetnoot2. worden zoo gevormd. Laat zachtmoedigheid alom en overal worden gepredikt, laat dezelve vooral in de wetten doorstralen, en mogen dan al de verharde misdadigers van het tegenwoordige geslacht daardoor eene zwaardere straf ontloopen - de maatschappij moge zorgen dat zijne kinderen, - dat het volgend geslacht, ook zonder geesseling brandmerk of doodstraf voor misdaad - omdat het misdaad is, terugschrikke. Dan zal er voor toekomende misdadigers geen doodstraf, geen brandmerk noodig zijn, want dan zal de heerschende geest van zachtheid de gemoederen zoodanig hebben | |
[pagina 531]
| |
gestemd, dat eene tentoonstelling de kracht der tegenwoordige straf zal uitoefenen en leiden tot de mogelijkheid dat eenmaal ook die zal kunnen worden afgeschaft. (....) Oppervlakkig zal het bevreemding baren wanneer ik na al het voorgaande, het maximum van 20 rottingslagen als policiestraf als te gering beschouw. Het volgende moge ter opheldering dienen. Deze straf, en dit is zeer doelmatig, wordt niet publiek ondergaan. Hier geldt de pijn, - niet de schande. Het worde - en wordt door de Inlander beschouwd als eene vaderlijke, huishoudelijke kastijding, eene zaak tusschen hem en den magistraat. Hij heeft eene overtreding begaan, geen misdrijf, - hij blijft voor de maatschappij wat hij vroeger was, - dit alles weet hij, - de schande drukt hem niet, - en daarom moet de wet zorgen dat hij de ligchaamssmart onthoude, opdat hij niet te ligt wederom in zijne overtredingen vervalle, - opdat hij eenen heilzame vrees blijve koesteren voor het overtreden van policie verordeningen. Twintig rottingslagen is eene al te ligte straf voor die delicten welke aan het crimineele grenzen, zonder daartoe te behooren, en reeds meermalen heb ik mij bij het oefenen der policie door het onderhavig artikel in verlegenheid bevonden. De magistratuur vis-a-vis den inlander heeft gewoonlijk het aanzien der verhouding eens vaders tegenover zijne kinderen! Meermalen is eene raadgeving, eene waarschouwing, eene berisping voldoende, - maar er zijn ook stoute, hardnekkige kinderen en voor dezen is dikwijls meer dan 20 rottingslagen noodig. De wet mag niet toestaan dat de ondeugende inlander met de magistrature spotte, zij mag niet gedoogen dat de gestrafte, - en dit is gebeurd! - lagchende vertrekt. (....) |
|