heb’ ten voordeele der slachtoffers. De brochure beslaat één vel druks en brengt den ongemeenen prijs van f1300 op. Des te loffelijker was die daad, omdat de schrijver zelf zich in pecunieelen nood bevond.
Vier jaren later (1865) eene nieuwe uitgaaf van de brochure met een naschrift voorziende meldt hij:
‘(Ik) heb... bitter berouw over Havelaars dwaling en over de naïve domheid van stukjes als ‘Wijs mij de plaats.’
Waardoor steeg de verbittering zoo hoog in het gemoed van dezen zeldzamen, fijn besnaarden man? Waarom wierp hij spoedig zijn vlammend zwaard ter aarde om met een knods de hoofden der schuldige politici te verpletteren?! [Omdat hij, martelaar voor een philantropisch beginsel, zich volstrekt niet met die kroon om de slapen kon tevreden stellen. Het martelaarsschap kan allerminst in den aard van iemand liggen, in wiens hand de scepter van den ‘verlichten Despoot’ geen oogwenk gesidderd zou hebben. Een half jaar vóór zijn dood schrijft hij aan een zijner vereerders (H.C. Muller, Lit. Hum. Doct.): ‘Nog eens, 't spijt me, dat ik niet met de socialisten kan meêgaan. Ik kan met niemand meêgaan. Men had moeten meêgaan met mij.’]
(....)
In 1875 is [Vorstenschool] meer dan 40 malen - een voor Nederland ongewoon hoog cijfer van opvoeringen - in voorname Nederlandsche steden vertoond. In eigen persoon had de auteur de repetities geleid en de heer Le Gras - nog op dit oogenblik een onzer beschaafdste acteurs - heeft in de volgende woorden den indruk van de leiding des meesters weergegeven:
‘De tijd der repetitiën en eerste voorstellingen van Vorstenschool behoort tot de schoonste van onze kunstenaarsloopbaan. Douwes Dekker te hooren spreken bij de repetitie, hem een opmerking (en hoe bescheiden steeds) te hooren maken, waren oogenblikken van genot. Ik herinner mij nog, hoe hij - bij de eenigszins feestelijke ontvangst, die wij hem bij de eerste repetitie bereidden - aangedaan ons toesprak: ‘Er wordt geen korrel in de aarde gelegd’ (zóó sprak hij ongeveer) ‘die, wil zij vrucht voortbrengen, niet eerst moet openbarsten, en dus smart lijden.
Ieder, die vruchten wil voortbrengen, en niet het allerminst de kunstenaar, hij vooral, moet arbeiden, zwaar en lang.’ enz.