Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdNaar aanleiding van Multatuli's overlijden.Toen het gejubel over 's Konings 70sten geboortedag in het geheele land wêerklonk, stierf in Duitschland een Nederlander, die eenmaal van zich zelven had getuigd ‘eens zal de tijd aanbreken waarin men vragen zal hoe heette ook weer de Koning, die regeerde toen Multatuli leefde’. Terwijl het nationale feest met de meest mogelijke opgewektheid werd gevierd was het te Nieder-Ingelheim, waar de gewezen adsistent-resident eene laatste wijkplaats had gezocht, kalm als altijd. In alle stilte was hij ontslapen - onopgemerkt schier. Tragisch uiteinde van een man, wiens aandoenlijk lied, ‘Ik weet niet waar ik sterven zal’ eenmaal door zoovelen werd van buiten geleerd en die, in reeds vervlogen tijden, gedreigd had ‘klewang-wettende krijgszangen te zullen slingeren in de gemoederen van martelaren, wien hij hulpe had toegezegd’. Wat was er overgebleven van de vergoding, die hem voorheen ten deel mocht vallen? Bleek thans maar niet al te duidelijk dat in deze veel verguldsel was aanwezig geweest? Waar toefden thans die vele getrouwen, wien hij ook eenmaal dat gevleugelde woord had toegeroepen ‘ik wilde u uitnoodigen mensch te zijn?’ Waar was hier iets te vinden van de verzoenende kracht, die de verschijning van den dood als op den voet pleegt te volgen? (....) De macht der Droogstoppels en Slijmeringen, die Multatuli ten onder brachten zal eenmaal moeten bezwijken voor den onafwijsbaren eisch der gerechtigheid, die niet gedoogt, om maar één voorbeeld uit de vele te nemen, dat euvels aan de voeten van | |
[pagina 463]
| |
Excellentiën als tooverformulieren dienst doen tot afwijzing van rechtmatige klachten. Lang nadat Droogstoppel en Slijmering in het niet zijn verzonken zullen er gevonden worden, die Multatuli, den martelaar, in hooge eere zullen houden. Hem is de onsterfelijkheid verzekerd. De profetenmantel waarmede de Meester was omkleed verandert van vorm en kleuren. De woorden, die over zijne lippen kwamen behouden duurzame waarde. Hunne kracht en beteekenis kunnen het oordeel van den tijd rustig verdragen. De vierschaar der geschiedenis is de toetssteen der rechtvaardigheid. Want nog altijd is het verzet tegen Multatuli in vollen gang. De dageraad, die op zijne verdiensten het volle licht zal doen vallen, is nog niet aangebroken. Maar eenmaal zal ook de man van Lebak over de macht der duisternis zegevieren. Niettegenstaande zijne gebreken, die de overdrijving zijner deugden kunnen worden genoemd. Niettegenstaande de feilen, die men aan zijne werken kan ten laste leggen. Ook aan den Max Havelaar. - In dit werk door een bevoegd beoordeelaar niettemin een ‘koninklijk’ boek geheeten treedt de persoonlijkheid van den Schrijver wel wat te veel op den voorgrond. Maar gij, die dat zoo bedenkelijk vindt hebt de vrijheid op U zelven ook het volle licht te doen vallen, indien gij in staat zijt een dusdanig boek te schrijven. Of vreest gij wellicht dat Uwe persoonlijkheid zich alsdan in minder helderen glans zal wêerspiegelen? Ik heb ergens gelezen, dat de auteur van ‘das Leben Jesu’, David Friedrich StraussGa naar eind1., met dat boek waarmêe hij zich eene europeesche vermaardheid verwerven mocht, tevens zijne carrière voor altijd heeft verspeeld. Dat nu was ook ten aanzien van Douwes Dekker het gevolg van zijn Standaardwerk - de Max Havelaar. Het deed eene ‘rilling’ door het land gaan, maar de schrijver zelf, om Van Vloten te doen spreken, vond, ‘na 17 jaren arbeids op Java en jaren zwervens’ in Nederland, nauw een steen waar het hoofd nêer te leggen. Veel kwaads is van dit boek gezegd maar nooit heeft iemand durven ontkennen dat de uitgave eene moedige, eerlijke daad was, door een rechtschapen man ten uitvoer gebracht. Veel leeds heeft hij, naar aanleiding van dit meesterstuk, moeten verduren, tijdelijk nadeel en gebrek aan voedsel en kleeding - vernedering en wat al niet meer - maar nooit heeft hij berouw getoond dat hij | |
[pagina 464]
| |
zijne gedachten niet verzwegen en den storm zijner verontwaardiging niet bedwongen had. Wel toonde hij zich gevoelig voor de miskenning, die zijn gemoedsleven voor een deel vergiftigd heeft. Sporen van eene wrevelige stemming zijn in de meeste zijner geschriften voorhanden. Zijn ‘publiek ik veracht u’ was eene van die uitingen waarin de toorn zijner ziel een getrouwen wêergalm vond. Ook het wapen van den vlijmenden spot wist hij met benijdenswaardige ironie te hanteeren. ‘Gij noemt mij bitter?’ zoo klaagt hij ergens. ‘Ik vraag U wie over deze dingen schrijvende, dit zou kunnen doen zonder verbitterd te worden?’ Waar hij tot in zijn hartader was getroffen, kende hij geen aanzien des persoons. Hoe konden zijne slagen dan nêervallen, ter rechter- en ter linkerzijde! Maar hij stond alleen tegenover velen. Dit alles ik nu voorbij. Hij is heengegaan. In alle stilte, onopgemerkt schier. Zij die reden hadden hem te ontzien kunnen tevreden zijn. Hij zal hen niet langer lastig vallen, noch in hunne ‘drukten’, noch in hunne ‘rustige rust.’ Zijne meesterlijke pen ontviel hem, nadat zijne machtige stem reeds lang had opgehouden zich te doen hooren. Als wilde hij de woorden ‘ingrata patria ne quidem ossa mea habebisGa naar eind2.’ tot de zijne maken, zoo scheen hij in Nederland zelfs niet eene laatste rustplaats te begeeren. De ellende op Lebak geleden bedroeft hem niet meer. Het krijgsrumoer op Atjeh verstoort hem niet in zijne rust. Hij kan niet langer in de bres springen tegen het onrecht dat hij allerwege gadesloeg - zich niet wederom opofferen voor Indië - wat hij in zijn goeden tijd noemde ‘protesteeren tegen de eindelooze expeditiën en heldendaden tegen arme, ellendige schepsels, die men vooraf door mishandeling tot opstand dwong’. De gezichtseinder aan den politieken hemel is donker. Hoewel de plaats, waar Multatuli gezaaid heeft, nog niet is aan te wijzen zijn er verschijnselen waar te nemen, die een naderend onweder doen vreezen. Al zitten velen, tegen wie hij zich zoo nadrukkelijk kon verzetten, nog altijd op het gestoelte der eere, toch zal hem eenmaal recht wedervaren. Al verkeerde hij ook niet in der hovelingen woningen, aan zijn naam is in den Tempel der Letteren eene blijvende eereplaats toegekend. 5 Juni 1887. Mr. J.W. Spin. |