[5 juni 1887
Brief van H.J. Polak aan mevr. G.C. de Haas-Hanau]
5 juni 1887
Brief van H.J. Polak aan mevr. G.C. de Haas-Hanau. Enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1 beschreven. (M.M.)
Rotterdam 5 Juni 1887
Hoogachte Mevrouw,
Vriendelijken dank voor de my door U straksGa naar eind1. toegezonden ‘Onafgewerkte Blaadjes’ van Multatuli, die ik zoo even vluchtig doorgelezen heb en later meer gezet hoop doortelezen. En niet minder voor de vleiende belangstelling in mijne beschouwingen over den grooten schrijver, waarvan Uw brief getuigt. Ik hoop dat de rest mijner studie, waarvan tot nog toe slechts een klein gedeelte is gedrukt, Uw verwachting niet zal teleurstellen, al vrees ik een weinig dat vooral dames, bij wie doorgaans sympathie en antipathie zooveel sterker spreken dan bij mannen, niet geheel en al vrede zullen kunnen hebben met het welwillend, maar naar mijn beste weten onpartijdig uiteenzetten zoowel van sterke als van zwakke zijden, welke laatste evenmin bij Multatuli als bij elk ander, hoe geniaal ook, ontbreken. Maar dit ga zooals het wil. Reeds nu ben ik er gevoelig voor, dat ook ontwikkelde lezeressen blijken kennis te nemen van mijn arbeid, die zich in den regel onwillekeurig wel 't meest tot de ‘sterkere’ helft van ons geslacht richt.
Met gevoelens van hoogachting en na vriendelijke groete aan dr. de Haas, die zich waarschijnlijk verheugt dat ik thans gelukkig zooveel van mijn gezicht kan vorderen, heb ik de eer te zijn
Mevrouw
Uw dienstwillige Dienaar
Dr. H.J. Polak