Zeker, o, ik weet het, Multatuli behoort niet alleen aan zyn gezin. Toch kan ik deze laatste uitingen - een brokstuk slechts, en onafgewerkt naar Zyn meening, maar daarby zoo aandoenlyk sprekend - niet aan het groote, gevoellooze publiek overgeven.
Als een laatsten groet wil ik ze zenden aan hen die hy liefhad, of die hem liefhadden en waardeerden by zyn leven. Daarby verzoekende dat men deze bladzyden waar aan het fiat van den auteur ontbreekt, niet overgeve aan de publieke pers.
Hier zyn ze!
Maar eerst nog een enkel woord, daar ik niet allen die my dit verzochten, uitvoerig heb kunnen schryven.
De natuur is goedig voor hem geweest. Hy heeft niet lang geleden, en is zacht gestorven. De kwaal die hem sedert jaren kwelde was niet zóó hevig dat wy zulk een spoedig einde verwachtten. Twee dagen voor zyn dood was hy nog opgewekt en vol geest in den huiselyken kring, en sleepte ons mee door zyn bezieling.
Dit is nu uit. Hy is voorbygegaan. Zyn vrienden is hy niet langer een lichtende ster, maar ook de smart knaagt niet meer aan zyn gemoed. Noch de smart der vyandschap die staalt, noch die der miskenning die wondt, noch die der lauwe vriendschap die vernedert en moedeloos maakt.
Hy lydt niet meer. Maar wie hem kenden in al zyn rykdom en goedheid, zullen, erkentelyk voor het vele dat hy gaf, rouw dragen om het meerdere dat met hem is verloren gegaan, en dat hy nog zoo gaarne had vruchtbaar gemaakt om geluk te verspreiden.
M Douwes Dekker
Schepel
Nieder-Ingelheim, 12 april 1887