Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdUit de pers.Den heer De Beer is naar aanleiding van het publiceeren van fragmenten uit een brief van Multatuli gewezen op het ongepaste | |
[pagina 373]
| |
daarvan wegens een daarin voorkomende passage, waarvan de openbaarmaking tegen alle regels der welgevoeglijkheid strijdt. Nu heeft de heer De Beer daarop geantwoord in de Portefeuille van 12 Maart in een stukje, dat aldus aanvangt: ‘Il n'y a que la vérité qui blesse en het portret der Multatuli-narren schijnt in No. 48 zeer juist geteekend te zijn. Ze hebben zichzelven herkend en zijn geschrikt voor hunnen eigenliefde.’ In dien trant gaat het voort. Nu was er evenwel geen sprake van het teekenen van een portret door den heer De Beer, maar van het publiceeren van een brief, vooral van eene passage daaruit; al was ook het overige niet geschikt voor openbaarmaking. De heer De Beer beroept zich verder weer op ongenoemden, die niets onkiesch in die openbaarmaking zouden gevonden hebben. Zulk een beroep is natuurlijk waardeloos in meer dan één opzicht. Dat er wel meer menschen zullen zijn, die evenals de heer De Beer geen gevoel van kieschheid bezitten behoeft niet betwijfeld te worden. Nu zou ik op dit een en ander niet zijn teruggekomen, als de heer De Beer niet een nieuwe streek had uitgehaald, die zich geheel aansluit bij zijn onjuiste voorstelling van wat er tegen hem is aangevoerd. In zijn geheele schrijven neemt hij het air aan of er geen grond was voor de aanmerking. En dit schijnt eenigszins begrijpelijk in het oog van hen, die naar aanleiding van de ernstige aanmerkingen op de openbaarmaking van den brief, een nummer der Portefeuille hebben gekocht en een herdruk ontvangen. De heer De Beer heeft eenvoudig, zonder er een woord van te zeggen, ja terwijl men uit alles moest opmaken, dat hij niet aan veranderen denkt, wat het meeste aanstoot heeft gegeven, geschrapt. Dat schrappen zonder toelichting moet natuurlijk de lezers op een dwaalspoor brengen en de heer De Beer kan dit weten. We zullen na dit nieuwe bewijs van 's mans gebrek aan waarheidsliefde niet licht weer notitie nemen van zijn geschrijf.
J. Versluys. |
|