Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMultatuli.
| |
[pagina 101]
| |
liet een harer grootste zonen half vergeten en schandelijk miskend in een vreemd land eenzaam sterven, want ons vaderland schijnt zijn groote mannen niet langer te kunnen eeren maar hen met spot en schande in den vreemde te drijven. Begrepen Multatuli's landgenooten het aandoenlijke, het verheffende, het natuurlijke en het ongedwongene in zijn werken niet? Hadden zij het oor gesloten voor het eenvoudige, het waarachtig ware, dat hij hun voorhield? O neen, velen bespotten en belasterden hem, omdat hij met zoo welsprekende scherpte hun baatzucht, hun kleinheid schetste maar anderen vereerden en bewonderden zijn kracht, zijn talent, zijn oprechtheid, doch wat vermocht dit handjevol tegen de Slijmeringen en Droogstoppels, die niets onbeproefd lieten om de door hem geschilderde zoo ‘beklagenswaardige slachtoffers hunner lamlendigheid en baatzucht’ in hun onderdrukking te laten voortleven en met deze rampzaligen hem, die hen uit hun ellende wilde verheffen, met smaad overlaadden? Met groote maar begrijpelijke bitterheid schreef Busken Huët: ‘Multatuli's ongeluk, indien men het zoo noemen wil - want personen die het kunnen weten zeggen mij dat hij in zijn Wiesbadensche afzondering een gelukkig leven leidt - zijn geluk of ongeluk is geweest Nederlander te zijn en stijl te hebben.’ ‘Stijl? - roept Multatuli uit bij zijn schets van Max Havelaar, den held van dat meesterlijk pleidooi, ‘dat een rilling door den roofstaat liet gaan’, - ‘stijl? Wat heeft zijn stijl den armen Havelaar gebaat? Hij vertaalde zijn tranen niet in gegrijns; hij spotte niet; hij zocht niet te treffen door bontheid van kleur, of door grappen van den uitroeper voor de kermistent, wat heeft het hem gebaat? ‘Weg met gemoedelijke taal! weg met zachtheid, rondborstigheid, eenvoud en gevoel. Stijl!! hij had stijl; hij had te veel ziel om zijn gedachten te verdrinken in de Ik-heb-de-eers en de edelgestrengheden en de eerbiedige in overweging-gevingen, die den wellust uitmaakten der kleine wereld, waarin hij zich bewoog. Als hij schreef doordrong u iets bij het lezen, dat u begrijpen deed, hoe er wolken dreven bij dat onweder, en dat ge niet het gerommel hoordet van een blikkentrommel-donder. Als hij vuur sloeg uit zijn denkbeelden, voelde men de hitte van het vuur, tenzij men geboren commies was of gouverneur-generaal, of schrijver van het walgelijkst verslag over rustige rust.’ | |
[pagina 102]
| |
Kan een andere pen beter Multatuli's karakter als schrijver en mensch schetsen, dan hij het hier van zijn Max Havelaar doet? Over zijn leven, hoe rijk voor hem zelf ook aan diepe teleurstelling en tegenspoed, is weinig bekend. Den 2en Maart 1820 te Amsterdam geboren is Eduard Douwes Dekker in Juni 1838 naar Java vertrokken, waar hij te Batavia als klerk bij de Algemeene Rekenkamer werd aangesteld. In 1842 tot kontroleur 2e klasse voor den dienst der Westkust van Sumatra benoemd, werd hij te Natal aangesteld. Van dit tijdstip af wordt hij herhaaldelijk verplaatst, tot wij hem in Januari 1856 als assistent-resident in Bantam, afdeeling Lebak terug vinden. Zes weken later vraagt hij om ontslag uit 's lands dienst en keert hij naar Europa terug. In den Max Havelaar zette hij de redenen uiteen, welke hem bewogen zijne betrekking neer te leggen. In zijn vaderland vond hij geen voldoening voor zijn opoffering. Sedert jaren woonde hij in Duitschland, eerst in Wiesbaden, later in Nieder-Ingelheim. Welk een tijdperk van innig zieleleed ligt in deze dorre opsomming van jaartallen, tusschen den 2en Maart 1820 en den 19 Februari 1887! Op iedere bladzijde welke Douwes Dekker schreef schitteren de paarlen van zijn gemoed, de diamanten van zijn geest. Zijn bundels Ideeën, zijn Vorstenschool, zijn Minnebrieven, zijn Verspreide stukken enz. enz. zijn gemeengoed van allen geworden, die bekrompenheid en klein burgerlijke aanmatiging en vooroordeel met hun gansche ziel verachten; Multatuli haatte geen geloof en geen godsdienst op zich zelf - zijn roomsch-katholieke priester Jansen getuigt het, - maar hij haatte met kracht en minachtte alle schijnheilige, schijn-geloovige verdorvenheid der ziel; daartegen streed hij, de oorspronkelijke denker, de hemelbestormer. Behalve zijn onvoltooide Woutergeschiedenis, het modern klein burgerlijk epos, heeft geen werk zooveel lezers gevonden als de Max Havelaar. Heeft dit geschrift van beteekenis grootsche hervormingen uitgewerkt? Neen, maar indirect heeft het vruchten gedragen: de dommelaars zijn wakker geschud en wanneer zij niet opnieuw inslapen - de tijdsomstandigheden wijzen er echter niet naar - dan zullen de beginselen door Multatuli voorgestaan eenmaal in ons Indisch bestuur zegevieren, omdat zij goed, omdat zij rechtvaardig zijn. | |
[pagina 103]
| |
En vraagt iemand waarom treuren velen in Nederland? Wij geven hem ten antwoord, wat Max Havelaar tot de hoofden van Lebak zeide: ‘daar is een mensch gestorven.’ ‘Wie was de man die gestorven is?’ En men zal zeggen: ‘Hij was goed en rechtvaardig’
Uit Middelburg werd door eenige vrienden en vereerders van Multatuli een krans naar Nieder-Ingelheim gezonden. |
|