Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
Letteren en kunst.Onder de feestelijke drukte der laatste dagen zou eene treurmare bijna onopgemerkt voorbij zijn gegaan. Den 19en Februari is te Nieder-Ingelheim bij Mainz, waar hij sedert jaren in stille afzondering leefde, op bijna 67jarigen leeftijd overleden Eduard Douwes Dekker, als schrijver onder den naam Multatuli bekend en beroemd. Hij was den 2en Maart 1820 te Amsterdam geboren en van 1839 tot 1856 ambtenaar bij het burgerlijk bestuur van Ned.-Indië. In laatstgenoemd jaar als adsistent-resident te Lebak, in de residentie Bantam, geplaatst, ontstond tusschen de Indische regeering en hem het geschil, als de ‘Havelaarzaak’ berucht geworden. Douwes Dekker, die tot dusver met onderscheiding gediend had en grond had eene schoone loopbaan als ambtenaar vóór zich te zien, meende die vooruitzichten te moeten opofferen aan zijne overtuiging, en nam zijn ontslag. Na te vergeefs getracht te hebben in Indië den gouverneur-generaal en in Nederland de regeering van de juistheid zijner zienswijze te overtuigen, deed hij een beroep op de openbare meening en gaf, in 1860, Max Havelaar of de Koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij in het licht. Dat boek, welks letterkundige waarde thans door niemand, zonder uitzondering, meer geloochend wordt, deed wel ‘eene rilling door het land gaan,’ doch beantwoordde in zooverre niet aan de bestemming waarmede het geschreven was, dat het noch in de verhouding van den schrijver tot de regeering, noch in den toestand der bevolking van Lebak of van eenige andere Indische landstreek de door Multatuli gewenschte verandering gebracht heeft. Toch gebiedt de billijkheid te erkennen, dat van de in Max Havelaar geboekstaafde grieven en misbruiken niet één, in hoofdzaak, gelogenstraft is kunnen worden, en dat de voorspelling, welke Multatuli gedaan heeft, omtrent den voortdurenden achteruitgang in den toestand van het gewest Lebak, bij voortduring van wanbeheer, door de uitkomst bevestigd is geworden. | |
[pagina 73]
| |
Tot verklaring van dit drieledige verschijnsel: de gegrondheid van de aanklacht, de aandoening van de openbare meening en de geringe vruchtbaarheid van die gemoedsbeweging, is het noodzakelijk te erkennen, dat in Nederland de openbare meening, in mindere mate dan wenschelijk zou zijn, in gezagvoerende kringen haren invloed doet gelden. Nadat Max Havelaar aldus, in dubbel opzicht, het doel gemist had waarmede het geschreven was, stond voor Douwes Dekker geen andere weg open dan de letterkundige begaafdheid, welke hij in dat boek aan de wereld, misschien, in zekeren zin, ook aan zichzelf geopenbaard had, te gebruiken voor zijn levens-onderhoud. Medewerken aan dagbladen en schrijven van boeken werd voortaan zijn middel van bestaan. Dit heeft men in aanmerking te nemen bij het beoordeelen van hetgeen zijne pen heeft gewrocht. Schrijven voor brood en meesterwerken scheppen zijn twee soorten van werkzaamheid, die elkander bijna uitsluiten, of, zooals een meester der staathuishoudkunde (John Stuart MillGa naar eind1.) het heeft uitgedrukt: ‘de boeken waarvan men leeft, zijn niet die waardoor men onsterfelijk wordt.’ Achtereenvolgens zijn onder den naam Multatuli, na Max Havelaar, verschenen: Indrukken van den Dag, Minnebrieven, Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb, Over vrijen arbeid in Ned. Indie, negen jaren later gevolgd door: Nog eens vrijen arbeid in N.I., De bruid daarboven, Een en ander naar aanleiding van J. Bosscha's Pruisen en Nederland, Duizend en eenige hoofdstukken over specialiteiten, Millioenen-studien, benevens verscheidene bundels Ideeën. In dit laatste werk heeft de schrijver, in meer of minder samenhangenden vorm, zijne beschouwingen over politiek, wijsbegeerte, kunst, letterkunde en maatschappelijke toestanden, benevens vele novellen en vertellingen, alsook zijn drama De Vorstenschool opgenomen. In al deze werken komen gedeelten voor, welke onder het schoonste verdienen gerekend te worden, dat de Nederlandsche letterkunde, in eenig tijdperk van haar bestaan, heeft voortgebracht. In de laatste jaren rustte Multatuli's pen. Deze werkeloosheid was het gevolg van vermindering, eensdeels van zijne voortbrengende kracht, anderdeels van zijnen lust tot eenen arbeid, waarvan de nuttigheid hem meer en meer twijfelachtig ging voorkomen. Hij | |
[pagina 74]
| |
had zich, van het begin af, eene eigene plaats gekozen, buiten zijne tijd- en landgenooten. De tijd ging voort; nieuwe geslachten kwamen op; maar de eenzame ging met de beweging niet mede. De wereld zijner gedachten was een afgesloten gebied, dat meer en meer verlaten werd. Zijn naam, die in het tijdperk van 1860 tot ongeveer 1873 tot die behoorde welke, vooral onder het jonger geslacht, het meest genoemd werden, werd in de laatste tien jaren weinig meer vernomen. Toch bleven zijne geestverwanten uit vroeger tijd hem warme gehechtheid toedragen. Al wijzigden nadere overweging en rijper leeftijd ook in menig opzicht de indrukken, waarmede zij aanvankelijk Multatuli's leeringen ontvangen hadden, toch bleven zij in hem hunnen geestelijken vader erkennen. In dit opzicht kan niet ontkend worden, dat Multatuli op de vorming der geesten eenen voorbijgaanden, doch machtigen invloed heeft uitgeoefend. Thans is hij heengegaan ‘naar het onontdekte land, uit welks gebied geen reiziger terugkeert’. De nakomelingschap, onpartijdiger dan tijdgenooten, die door Multatuli dikwijls ruw bejegend en in hunne liefste gevoelens gekrenkt werden, zal met meer welwillendheid over den grooten dichter uitspraak doen dan hem bij zijn leven is ten deel gevallen. |