gemoed en mij wel de vrijheid te mogen veroorloven U bijgaand werk aan te bieden, met beleefd verzoek het wel te willen aanvaarden als een bewijs mijner oprechte waardeering Uwer daden. Veel heb ik aan Uw arbeid te danken. Voor wat door U is gedaan gevoel ik bewondering en eerbied. Sedert ik meen U te begrijpen, heb ik tevens gemeend dat kleine deel der publieke opinie, dat door mij wordt vertegenwoordigd, waar het noodig is, te moeten uitspreken voor U.
Boven der menschen lof en blaam zijt ge verheven - maar wil daarom de warmte niet van U weren, waarmede iemand, die in zijn kleinen kring zijn plicht wil doen, tot U komt.
Het boek, dat hiernevens gaat, bevat den arbeid van een paar jaren. Met den eersten en laatsten volzin er van, weet ik, zijt gij het eens.
Onder bezwarende omstandigheden heb ik te Leiden gewerkt. Mijn onderhoud verdiende ik door les te geven in de wiskunde. Vaak heb ik uit uwe geschriften nieuwe geestdrift geput.
Blijve Uw kracht nog lang gespaard, ten zegen van ons vaderland. Helaas! eerst na uw dood zal men U waardeeren - maar o.a. trof ook Jezus, dien men eerst doodspijkerde en toen vergoodde, dat lot.
Met bijzondere hoogachting
Van u welEdGeb
de zeer dw dr
P.H. Ritter