Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdDe Havelaarszaak.De Amsterdammer heeft de gewoonte iedereen te hooren: pro en contra. Multatuli, de heer Perelaer, Dr. Bruinsma zijn over de Havelaarszaak aan het woord geweest; deze week geeft de heer Mr. W.B. Bergsma uit Leiden, pas gepensioneerd en van Mei '62 tot Maart '66 controleur in Lebak, een verklaring, hoe het komt, dat dit land een woestenij is. Hij plaatst zich daarbij tegenover den heer Perelaer. Hij stemt toe dat, ‘het wanbestuur en de knevelarijen van inlandsche hoofden in 1856, toen de heer Douwes Dekker den regent van Lebak in staat van beschuldiging wilde doen stellen inderdaad schromelijk erg waren.’ Zelfs vindt hij het noodig, ter rechtvaardiging van Multatuli te constateeren, dat hij de minuten van de in Max Havelaar opgenomen brieven in het archief heeft teruggevonden, woordelijk alzoo luidende. Ook zegt hij, dat ‘de lectuur van den Max Havelaar nog steeds een heilzamen invloed kan hebben.’ Bij dezen lof had hij echter het cijfer voor een noot gevoegd, doch deze is weggebleven, misschien door de redactie geschrapt, wat jammer zou zijn. | |
[pagina 744]
| |
Maar aan het slot van zijn artikel ‘meent de heer B., te hebben aangetoond, dat de voorstelling, alsof de toestanden in het Lebaksche sedert 1856 dezelfde zouden gebleven zijn, volkomen onjuist is.’ Wáár hij dit heeft aangetoond, is mij niet duidelijk geworden. Maar - het te doen, was ook niet noodig! Want: nooit heeft de heer Perelaer die voorstelling gegeven: - wèl heeft hij er op gewezen, dat Lebak een woestenij is geworden, dat de toestanden er verergerd zijn. Of de heer B. het dus voor de ná 56 gefungeerd hebbende hoofdambtenaren opneemt, of hij de bevolking zelve gedeeltelijk heur ellende wijdt en haar o.a. 't vieren van doodenfeesten (waarvoor ze anders wel reden heeft!) misgunt, - doet niets ter zake. De toestand was ellendig; noodzakelijkerwijze - Multatuli heeft het voorspeld - moest hij, als geen ingrijpende maatregelen genomen werden, hoe langer hoe ellendiger worden. Dit is, helaas, het geval geweest, en al is de tegenwoordige resident nu nog zoo'n ijverig en welwillend man, zijn menschlievend streven zal - zelfs met de hulp van de evangelisten van wie de heer B. zooveel heil verwacht - schipbreuk lijden, als niet ‘van hoogerhand’ zeer krachtige maatregelen worden genomen. Hiertoe schijnt van 't volk het initiatief te moeten uitgaan; dit wil de heer Perelaer en met hem de heer Bruinsma en vele anderen provoceeren, en wij juichen hun streven toe. Echo. |
|