[18 februari 1882
Brief van Multatuli aan M.C. van der Hoeven-Meyer]
18 februari 1882
Brief van Multatuli aan mevr. M.C. van der Hoeven-Meyer. Dubbel velletje postpapier waarvan blz. 1-2 en 3(⅚) beschreven. (M.M.)
Nieder-Ingelheim 18 febr. 1882
Lieve beste Mevrouw, of laat me maar liever zeggen: beste Marie, dat is hartelyker! Reeds gister ontving ik Uwen roerenden brief, en ik kan U zeggen dat hy my den indruk maakte alsof ik een slag voor 't hoofd kreeg! Ik wist eerst niet wàt te antwoorden, en dit weet ik nog niet! Wat beteekenen betuigingen van deelneming by zoo'n smart! Mag ik nog vasthouden aan de hoop dat er nog mogelykheid op herstel is? Toen ge Uwen brief verzondt, was de zaak nog niet beslist, schoon ik uit uw woorden moet opmaken dat die beslissing naby is. Ik weet niet, wat ik zeggen moet. Het is om verstomd te staan. En Uw positie! Ja, dat is vreeselyk!
Ik weet niet eens of het nog te-pas komt, vragen te doen. Ik mag niet eens van U vergen dàt ge de moeite neemt, my te antwoorden. Of hy z'n bewustzyn heeft? Ik hoop neen. Wat moet het hem drukken, U achter te laten. En zóó!
En dan iemand die in zùlke omstandigheden verkeert, niets te kunnen geven dan - praatjes! Vervloekte onmacht!
Hoe kort geleden nog nam zyn leven en 't uwe een gelukkigen keer? En zoo spoedig uw vreugde in rouw veranderd!
Ik mag niet van U vergen dat ge U zet om 'n uitvoerigen brief te schryven. Maar, lieve Marie, zend my 'n postkaart met twee, drie woorden slechts. Zou dan 'n gunstige ommekeer finaal onmogelyk zyn? Dat de geneesheeren dit niet voorzien, bewyst niet veel, wanneer men let op hun onwetendheid ten aanzien van den aard der ziekte. Zou niet eene buiten hun begrip vallende beterschap mogelyk kunnen wezen, daar toch de geheele kwaal niet binnen 't bereik van dat begrip schynt te vallen? Och, schryf me met één woord of er nog hoop is.