Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[10 februari 1882
| |
[pagina 668]
| |
culaire de heer Perelaer zoo vriendelyk is geweest my inzage te verkenen. Mag ik er dus op rekenen, dat my naam daaronder ook zal voorkomen? De heer Perelaer liet mij tevens zijn schrijven aan U Ed. lezen. En met den inhoud daarvan stem ik volkomen in. Op den voorgrond stellende, dat elke poging om Douwes Dekker schitterende voldoening te schenken voor zijn langdurig, onrechtvaardig lijden, nu en altijd behoort te worden gesteund; moet daarbij toch, naar mijn bescheiden meening, overwogen worden, welke voldoening door hem het hoogst zal worden gewaardeerd. De Nederlandsche regeering moet het onrecht herstellen. - Zij in de eerste plaats. - Kan de algemeene wensch van ons volk, uitgedrukt door de publieke opinie haar tot dat herstel niet bewegen; zou er dan, vragen wij, in de ‘Kamer’ geen enkel vertegenwoordiger worden gevonden, bereid om, ten minste nu, nu de waarheid zoo verschrikkelyk voor ons staat, op te komen voor Havelaar en het volk, dat hij heeft willen beschermen? Langs dien weg kan misschien, - helaas weerom niet zeker, - een machtig resultaat worden verwacht. Een resultaat voor Nederland van hooger beteekenis, voor Douwes Dekker van oneindig meer waarde voorzeker, dan het edele streven van de ontwerpers der circulaire ooit tot stand zal kunnen brengen. - Want het Ned. volk in zyn geheel zal zich daardoor ontheven gevoelen van een loodzwaren, jarenlang pynlyk drukkenden last en de Indische volken, onder Neêrland's hoede, zullen er een hoopvolle waarborg aan ontleenen voor later toekomst. En weigeren Regeering en Volksvertegenwoordigers recht te doen tegenover Douwes Dekker; welnu, dan blijke het - hoe laat ook - dat er in Nederland nog menschen worden gevonden, die, al kunnen zij niet alles doen, toch aan hem het bewijs willen leveren dat, ook in zijn zaak, voor hen het recht boven macht gaat. - Maar aan dat alles moet steeds verbonden blyven de herinnering aan het volk van Bantam, thans zoo geweldig boetende voor een stelsel van bestuur, dat in zijn werking steunt op het heillooze ‘après nous le délugeGa naar eind1.. - Houdt mij bovenstaande opmerkingen ten goede. Achten de ont- | |
[pagina 669]
| |
werpers der circulaire het wenschelyker den ingeslagen weg te blijven volgen, als mede-onderteekenaar leg ik getuigenis af van mijn wensch om, in elk geval, in hun spoor te blyven; want inderdaad, zeer veel leed zou het mij doen, zoo door verschil van meening over de uitvoering, uw en anderer poging om een door feiten zich openbarende belangstelling en deelneming te wekken voor de Havelaarszaak, tot schande van geheel het Nederlandsche volk, op nieuw mislukte. - Laten dan, in godsnaam, sommige organen der pers, beweren, dat de oproeping tot recht doen, slechts is het dryven van een hoopje Multatuli-vergoders en andere onzinnigen. Hoogachtend Uw dw. dienaar W.J. Vervloet. |
|