Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 630]
| |
adresseerd aan WEDG Heer Willem Paap Litt. hum. Stud. Quellynstraat, 13 Amsterdam. (M.M.) N. Ingelheim 30 Jan '82 Beste Paap! Dank voor Uw stuk in den Spectator. Ik voorspel u dat ge nog wel eens - zegge: dikwyls! - op dat chapître zult moeten terugkomen. Men kan niet lezen. Ds De Keyzer (Tydspiegel) wist uit den Max Havelaar heraus zu lesenGa naar eind1. dat ik geen handschoenen droeg, en meende my t hof te maken door ‘godverdomme’ te zeggen. Volgens anderen was dat boek 'n pleidooi voor Vryen-Arbeid. Enz. Enz. Je zult ondervinden dat men je stuk opvat als 'n veldtocht tegen pyp-stoppen en niezen. - M'n vrouw zeide zoo-even: is de charge niet te sterk?-Neen! 't Is moeielyk, zotternyen te gek voortestellen. Ik las gister (Amsterdammer, 22 Jani, blz 3. Kol 3 bov.) ‘Toen hy hoort dat zyn dochter &c’ - Heel graag hield ik me langer met uw stuk bezig, maar andere dingen gaan voor. Zeker zal ik er later op terugkomen. Ik ben benieuwd naar uw behandeling van de verzenmakery. De stof is ryk. - Toen ik onlangs eenige namen opgaf schreef ik: morgen meer! EnGa naar eind2. tot nog toe deed ik 't niet. Wees intelligent, en begryp dat er in die geheele zaak voor my iets pynlyks is. Een klein suppletoirGa naar eind3. lystje bleef liggen, en de moed verging my, 't grooter te maken. In uw brief van eergister komt 'n zinsnede voor die me wat helpt. Ik kan iets makkelyker opgeven wie, naar myn gevoelen, de circulaire moesten meeteekenen, dan - &c Alzoo een nieuw lystje. Het is altyd mogelyk dat er later nog eenige namen by komen. In't zenden aan Van Twist ligt dunkt my, 'n aardige sarkasme, schoon het de vraag blyft of we niet verkeerd doen hem, vroeger | |
[pagina 631]
| |
dan onvermydelyk is, van de zaak te doen kennis dragen? Beoordeelt en beslist dit zelf. Hy is er zeer van thuis my onders'hands tegentewerken. Dit weet ik by ondervinding. - Myn vrees voor ongunstigen uitslag grondt zich op indicien die byna dagelyks tot me komen. Weinig publicisten hebben een anderen grond voor hun geopenbaarde meeningen dan de veronderstelling dat dieGa naar eind4. in den smaak der lezers zullen vallen. Dat enkelen zich daarin vergissen, kan waar zyn, maar in den regel legt men de lapjes voor 't venster, die ‘tegenwoordig 't meest worden gevraagd.’ Welnu, my legt niemand voor 't venster. 't Schynt wel dat men zich kompromitteert door my aantehalen. En dit op allerlei terrein. By de heerschende citatenmanie, kàn 't niet anders dan opzet wezen dat men my zoo aanhoudend niet-citeert, iets dat voor ‘letterkundigen’ en krantenmakers inderdaad eenige inspanning moet vereischen. Maar ook buiten eigenlyk gezegde schryvery, er blykt me telkens dat ik niet zoo zeer ònpopulair ben als wel anti-populair. Een voorbeeld, (ik heb er velen.) De Kamer wou eens precies weten hoe eigenlyk die Atjehoorlog ontstaan was. Na lang geseur zou de minister de stukken overleggen. Het eerste stuk luidt: ‘I. De Consul Gen. der Nederlanden te Singapore aan den G G. van N.I. 15 februari 1873 In September 1872 schreef ik den Koning een brief waarin ik hem waarschuwde dat z'n Minr van Kol. oorlog wilde maken met Atjeh. Moet de tegenzin om my te noemen niet zéér ver gaan, als men bedenkt dat niemand gevraagd heeft hoe die dépêche van den Consul Read no I van de overgelegde stukken wezen kan? By de heerschende armoed aan pikante stof voor polemiek, is zoo'n algemeen zwygen zeer in 't oog vallend. - ZekereGa naar eind5. G. (‘van Gorkum’ meen ik) in 't Nieuws van den dag de indische ‘Heere’-diensen behandelende meende, vryheid meende te hebben, my geheel te ignoreeren. En nergens bleek my 't min- | |
[pagina 632]
| |
ste verzet tegen die oneerlykheid. By de behandeling der systemen over afvoer van faecale stoffen zou men toch Liernur noemen, dunkt me. Of: wie hem niet noemde, zou er over berispt worden. Ik schyn vogelvry te zyn. Diezelfde G. (dit schreef ik u reeds) wist my te ignoreeren by 't behandelen van Vryen Arbeid. Gesommeerd myn brochures over dat onderwerp te weerleggen (door wien, weet ik niet) heeft hy gezwegen. En er is me niet gebleken dat die onbekende waarheidszoeker z'n sommatie heeft volgehouden of herhaald, wat me zeer spyt. - Toen ik onlangs in 't ‘Nieuws’ werd uitgescholden voor ‘laag en gemeen’ omdat ik den spot dreef met letterkundige ophemelary (ophem.y v. L)Ga naar eind6. of omdat ik by die gelegenheid 'n loopje nam met Cremer, is niemand daartegen opgekomen. De zooge intrekking van die beleediging is op zeer forschen aandrang van Funke geschied. De ‘pers’ heeft gezwegen. - O, van dien aard is er zoo véél! Ik noemde de blyken van antipopulariteit dagelyksche verschynselen. Een ander kan dit zoo niet opmerken daar ieder z'n voelhorens noodig heeft voor eigen gebruik. Eergister las ik in 'n verslag van 'n 1o Kamerzitting dat de heer Muller die in de plaats was gekomen van ‘den waardigen van Twist’... &c. Er kan daar geen andere reden geweest zynGa naar eind7. om v. Twist zoo mooi te kwalificeeren, dan de zucht om my uittemaken voor ‘onwaardig’. Niemand heeft ooit beweerd dat V. Twist 'n uitstekend mensch was. (Ook in 't kwade is hy dit niet.) 't Is onmogelyk dat iemand zich ooit kan getroffen voelen door z'n byzondere ‘waardigheid.’ Hy is 'n aller ordinairste man. (zoo'n byzonder ‘goede jurist.’ Dan weet je genoeg. De bekende glorie van onberoemden. - Zoodat ik maar zeggen wil (Abraham Blankaart) dat ik maar hopen mag dat de zaak slaagt. Dàt doe ik. - Heere Jezis, ik heb daar weer iets van Fielding gelezen! Z'n Jonathan Wild de groote. Hoe min! Hoe grof! Hoe plomp! Hoe onnoozel! Hoe onmogelyk! En... hoe gemeen! En dat alles met pretentie op mensch kunde! En... met 'n goed gerecipieerde pretentie: hy staat voor meester in dat vak te boek. Voor 'n meester 2n rang, nu ja, maar voor 'n meester toch! 't Is ergerlyk. Wil je dat vod eens lezen? Zeker kan je't krygen in de stadsbibliotheek, of hebben ze | |
[pagina 633]
| |
daar geen buitenl. schryvers? Myn exempl. kan ik je niet zenden. Ik heb 't tot onleesbaarheid toe, kapot gekrabd, 't Is 'n (slechte) fransche vertaling. Als je 't leest, waarschuw me dan. Ik wil je dan op een en ander opmerkzaam maken, 't Is 'n mooi onderwerp voor 'n artikel in den Spectator, waarby je d.v. (hm, niet deo volenteGa naar eind8., maar: des verkiezende) je stuk kunt aansluiten aan m'n schimp tegen (den ouden) d' Israeli. - Noem me ‘Dek’. Dat 's hartelyk en eenvoudig. M'n vrouw is wel. Zy groet je. Wouter is 'n toonbeeld van levenslust. Hy sprudelt. O, 'n heerlyke jongen. Zoo'n kind levert veel stof tot opmerking ('n mensch op'n zooveelste van de ware grootte.) M'n vrouw leest heel studieus den Emile van Rousseau. Erkennende dat er veel goeds in is, stemt ze my toe dat hy (R) zeer onnatuurlyk-gekunsteld is in 't voorstaan van ‘Natuur.’ Ook ziet hy geheel over 't hoofd dat de maatschappy met al haar fouten en zotternyen óók 'n natuurprodukt is. Dag, beste jongen. Zie je kans te zorgen dat je kritiek geen nadeeligen invloed uitoefent op je karakter? Ik blyf er by dat je twintig jaar zwygen moest, en met terzyde stelling van allen lust je moet bezighouden met studie van iets exakts. Nu is wel in zekeren zin, al wat bestaat even exakt (ook letterkundery en zelfs zielkunde) maar - nu, je weet wel wat ik bedoel. Ik wou dat je m'n slaaf was. Dan zette ik je aan historische bronnenstudie. Het toepassen van je kritischen geest dáárop, zou (meen ik) nuttiger wezen dan het - soms àl te makkelyk! - neerhalen van letterkundige beroemdighedens. Je zaagt kurk. Adieu Dek
Als 't ‘huldeblyk’ my in-staat stelt te werken naar m'n zin, zonder den drang om kopie te leveren, wil ik den 80 jarigen (!!) oorlog (!!!) eens onder handen nemen. Die heele historie is voor ⅞ humbug! |
|