Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[10 oktober 1881
| |
[pagina 458]
| |
N. Ingelheim 10 Okt. 1881 Lieve Mevrouw.Ga naar eind1. Heden middag ontvingen wy de kist en waren zoo en zoo verrast! O wat 'n lieflyk zacht dweepachtig gezicht op de Moezel. Dek vindt het ook zoo mooi. Maar ik durf er niets van zeggen wetende hoe banaal zulke leeken ‘vind’-ingen U en vooral mynheer moeten in de ooren klinken. Maar myn indruk is dat het beeldig schoon is, en dat men 't niet moe kan worden er naar te kyken. Zal ik ooit leeren begrypen hoe het den kunstenaar mogelyk was by zulke eenvoud van gegevens zooveel lieflyks te scheppen? (Scheppen ja want de opvatting is hier dunkt my alles) Ik weet het niet! Maar ik ben zoo bly dat dek het ook zoo schoon vindt. En wat heeft U ons het ophangen makkelyk gemaakt, met zulk een prachtige lyst! Waar meende u dat wy het zouden ophangen? Ik meende eerst dat er geen andere plaats mogelyk was dan boven de sofa in de eetkamer en Wou stond er by met zyn vingertje aan den mond, en zei: ‘ik denk er ook over waar wy het moeten ophangen’ (Dat ‘wy’ van hem vinden dek en ik dan om te steelen.) Maar dek heeft er anders over gedacht, en besloten dat het in zyn kamer hangen zou op de plaats waar het portret van Nonnie was, als ge u dat herinnert. Anders - toekomende jaar kunt U het zien hangen, dat is goed. - Wou was van plan U te schryven, lieve Mevr, ge begrypt dat doen wy dan dicteerender-wys. toen hy de hondjes kreeg en uw brief was hy vol animo. morgen wil ik hem nog eens herinneren. Neen, ik heb geen goede piano begin boekjesGa naar eind2. voor Wou, en bevreesd te koopen daar ik den weg niet weet. MarieGa naar eind3. heeft twee ‘méthodes Lemoine en Carpentier’ maar ik kan me wel denken er voor Woutje iets geschikters is. Als mynheer dus zoo vriendelyk wil zyn my de 5 ving. oef. van CzernyGa naar eind4. te zenden, houd ik my zeer aanbevolen. - Laatst in een oogenblik van hoop en bluf heb ik de | |
[pagina 459]
| |
Lieder ohne WorteGa naar eind5. gekocht, maar o wee ik kan ze niet spelen. neen nog erger dan dat, ik weet niet hoe ik het aan moet leggen om ze te leeren spelen. Ik heb nu aan myn zusters verzocht my wat oude muziek van myzelf van vroeger tyden te zenden. - Hoe lief van u aan myn muggen-gordynen te denken! Ik moet er nog over spreken met dek. als hy 't goed vindt zal ik zien in Mainz iets dergelyks te krygen. dat moet daar ook te vinden zyn, en Mainz is toch nader dan Brussel. hartelyk dank voor uw zorg -
lieve beste menschen!Ga naar eind6. Ik lees Mimi's brief niet, en begin maar terstond te vertellen dat we gister stupéfaitGa naar eind7. waren van 't heerlyk schoone stuk! Ja, waarlyk in de stilte! Wy vinden het prachtig - neen, dàt is 't woord niet. ‘Prachtig’ is te schreeuwerig voor den indruk dien 't maakt. Die indruk is weldadig, liefelyk, rustig. Toch is de uitvoering en 't conditionneeren meer aan den prachtigen kant. We zyn er werkelyk verrukt over. Het stuk krygt 'n eereplaats in M's kamertje. In de huiskamer zou 't wat vloeken met de rest. Ik zelf zal 't morgen ophangen, waartoe nogal zorg noodig is, daar 't zwaar weegt. Van zulk werk houd ik meer dan van schryven. Er is in my een ambachtsman verloren gegaan. Toch moet ik wel, en liefst wat spoedig omdat het noodig is, aan 't werk. Ik kan U niet uitdrukken hoe pynlyk my alle uiting aan Publiek is. De vergelyking schynt onedel maar ze is juist, ik vind (zegge gevoel) altyd iets impudieksGa naar eind8. in 't leveren van denkbeelden aan 'n betalend auditorium, zooals 't dunkt my 'n publieke (of half publieke) vrouw, als ze niet volslagen bedorven is, moet pynigen te glimlachen, enz op kommando van haar klanten. Maar nu nog eens over Uw heerlyk geschenk! Wat 'n poëtieke rust in dat landschap! Dat moet weldadig werken op iemand die niet àl te gepreokkupeerd is. Er zyn stemmingen waarin de bewustelooze kalmte der natuur ons schynt te plagen. Ook bestaat er zeker soort van wysheid die 't genieten bederft. Men weet te goed hoe er feitelyk proza schuilt achter 't poëtiek uiterlyk van zoo'n riviergezicht. Dat mannetje in die schuit met 'n paar vlekjes schynbaar achteloos neergesmeten verf zoo teekenachtig daar geplaatst - | |
[pagina 460]
| |
(Zelfs Wouter riep er over. ‘Kyk, juichte hy, zie eens dat mannetje in die NachenGa naar eind9., alsof hy den indruk onderging van 't vivifianteGa naar eind10. dier voorstelling.) ... nu ja, dat mannetje denkt aan 1½ grosche, aan 1½ penning, aan bier, aan z'n belastingsbiljet. Misschien denkt hy aan niemendal. En in die huisjes op den oever... wèl, daar wordt gekibbeld, gekletst, geïntrigeerd, geknoeid... als aan 't hof of op de beurs. Ook daar is weinig liefde, nogal veel haat en afgunst, maar boven alles 'n zekere slaperige stompzinnigheid die lager staat dan 't positief slechte. Dit alles weten wy, en toch behooren wy de poëzie te waardeeren die zoo'n greep in de natuur ons te aanschouwen geeft. En héél moeielyk is dit niet als de artist ons zóó op den weg helpt als dit in uw stuk 't geval is. O, ik zie kans by genade myner verbeelding Uw BerncastelGa naar eind11. te bevolken met wezens die zoo'n sprekend-poëtische omgeving waard zyn. En dit doe ik. Dit ben ik m'n lieve Mosella schuldig en U die haar in een van haar tallooze kronkelingen geportretteerd heeft. Hartelyk dank! - Daar komt Wouter aanloopen met 'n brief dien hy zoo even dikteerde. Kunt ge 'r niet uit wys worden? Des te beter! Laat dit U 'n bewys zyn dat M. een trouwe sekretaris geweest is. Dit ware te betwyfelen als 't Staatsstuk logisch verband toonde. Hy kwam er mee aanloopen en verzocht my voortelezen wat er stond, zeker om Mama's goede trouw te kontroleeren. Hy scheen er over te vreden. Daarop krabde hy 'n rood streepje op 't hoekje. ‘Dan weet je straks welke brief 't is, zeide hy. Anders sluit je'n verkeerden in.’ En heengaande riep hy: ‘denk er nu goed aan, die brief met het roode streepje is myn brief aan Mnheer en Mevr. Bremer. Zal je't niet vergeten?’ Och, 't is zoo'n lieve jongen! - Ik ben bezig met de Memoires van Made de Rémusat over Napoleon I. In den beginne was ik tegen haar ingenomen. t Kwam me voor dat ze wat kleinlichGa naar eind12. oordeelt en den valet de chambre d'un grand hommeGa naar eind13. vertoonde. Maar gaandeweg begon ik haar te achten en ik erken dat haar bydragen tot de kennis van 't karakter van Napoleon zeer belangryk zyn. Dat boek is 'n best geneesmiddel tegen (zeker soort van) eerzucht. Men wordt misselyk van grootemannigheid. Och wat was Napoleon dikwyls klein, en erger nog: de laagte waarop hy dikwyls stond, schynt noodig om een zoo hoog standpunt te bereiken. 't Is om te degoûteeren van | |
[pagina 461]
| |
succès! Wilt gy beiden eens trachten dat werk te lezen te krygen? Men voelt zich toch by zoo'n lektuur achtenswaardiger bezig gehouden dan met zg.n. litterature legèreGa naar eind14., bellettrie, maakwerk. Dat ook in fictie streven naar waarheid zich openbaren kan, weet ik wel. 't Zou er anders met artisten ellendig uitzien. Maar toch geef ik de voorkeur aan werken van zulken aard. Deelt me svp. by gelegenheid eens mede wat ge van den Napoleon denkt dien Made de Remusat ons schildert. Naar myn inzien heeft zy meer dan alle Victor Hugo's of Rochefort'sGa naar eind16. bygedragen om 't òpkomen van 'n nieuwen Napoleon onmogelyk te maken, vooral omdat ze geen staatkundig parti-prisGa naar eind15. heeft en slechts feiten en indrukken meedeelt. - Dag, beste menschen, artisten. Weest hartelyk van ons beiden gegroet. Komt zoo spoedig mogelyk kyken of de Moezel in goed licht hangt, en slaapt dan niet im HirschGa naar eind17. Uw vriend Dek |
|