[3 juli 1881
Brief van T.H. de Beer aan Multatuli]
3 juli 1881
Brief van T.H. de Beer aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 4 beschreven. (M.M.) Met gedrukt briefhoofd De Portefeuille, Nieuwe Kunst- en Letterbode. Redactie. Rokin 70, Amsterdam.
Amsterdam, 3 Juli 1881
Zeer geachte Heer,
Gelijk met uw brief kwam er een van dhr. Valette. - Uw art. plaats ik dadelijk - ik zeg er U dank voor - en voeg bij deze mededeeling het bericht, dat ik nooit een letter zou weglaten uit menschenvrees. Ik heb helaas den moed niet, lafhartig te zijn, 'k had t anders verder in de wereld gebracht. Mijn boek, waarvan ik U een exemplaar durfde zenden, heeft er zoovelen op de teenen getrapt & zoovelen uit hun zoeten dommel doen opschrikken, dat het aantal ‘dergenen die mij haten’ talrijk wordt als ‘het zand aan den oever der zee’. Het NvdD kent mijn onverholen afkeer van moderne dominés die onze tijdschriftredacties, onze dagblad en weekbl. redacties onze Statenvergaderingen en alle mogelijke Commissiën onveilig maken; zij spelen aanhoudend voor mensch en zijn onder elkaar en als ze aan t werk zijn toch in werkelijkheid moderne dominés. Waren ze nog rabbi's of fetischpriesters, 'k zou t met hen kunnen uithouden. Het NvdD nu vervolgt me met innige toewijding en vooral ook daarom moest dit vuile stukje er in en moest mijn naam erbij staan.
Heeft De Veer 't met geschreven, dan moet toch t ding, dat het schreef een ex-dominé wezen of van dominés familie zijn.
Hadden ze toch bij de Vondelfeesten Vondel zelf eens opgeslagen subGa naar eind1. ‘truggelfielen’Ga naar eind2. en ‘Dordtsche Santen’Ga naar eind3. maar de menschen hebben 't te druk met praten, dan dat ze ook nog zouden kunnen lezen.
Met bijzondere hoogachting & aanbeveling
Geloof mij
Ueddwdr.
Taco H. de Beer