Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[3 juli 1881
| |
[pagina 370]
| |
kunt vrij zeker zijn dat mijne Redactie zich niet licht weder op zulk glad ijs zal wagen, althans zoolang ik er nog ben. Indien ooit weêr de vingers mochten jeuken om iets tegen U te schrijven, zal de verloopen week hun nog wel eens in 't geheugen komen voor ze iets aan mijne persen overgeven. Het verblydt my intusschen van harte dat Ge dit zaakje en bagatelle hebt bekeken. Mij heeft het zeer sterk aangegrepen en heel wat slapelooze uren gekost! Ik hoop dan ook dat Ge dat zoo volledig ingeslikte ‘laag en gemeen’ maar niet meer wilt behandelen of laten behandelen? Mijn blad komt anders nog aan de schandpaal. - Nu genoeg hierover! Gisteren sprak ik NijhoffGa naar eind1. uit den Haag, die met groot genot Uwe satire gelezen had en jaloersch scheen dat Ge haar niet in den Spectator had geplaatst. De Spectator luî zien nogal uit de hoogte op de Portefeuille neêr en ergeren zich niet gering als ze door zulke stukken gedwongen worden met zoo'n weekblaadje rekening te gaan houden. Hoe bitter dat Ge nu in dat nieuwe tehuis geen ‘loisir’ kunt vinden en de zoo noodige rust telkens door zooveel verdrietelijks U ontnomen wordt. Wanneer dan toch zult Ge eens op Uw gemak komen en de banden die U aan dat verdriet vasthouden, kunnen afsnyden! Als Ge U niet haast in sommige gevallen ietwat zelfzucht in practijk te brengen, vrees ik meer en meer dat de rust voor U alleen ‘ailleurs’Ga naar eind2. zal te vinden zijn? Heb dank voor Uwen interessante kout over Ebers en Alb. Thijm etc.! Zulke brieven bewaar ik als goud en zullen mij hoop ik nog dikwijls verfrisschen als ik eenmaal tot rustiger dagen kom; iets waarnaar ik wel degelijk blijf streven, al win ik tot nog toe weinig of geen veld. Ik snak er naar, nu en dan een uur af te zonderen om wat te leeren, en Ge kunt U moeielijk voorstellen in welk een rosmolen van hoogst prosaïsche dingen ik me dag aan dag moet bewegen. Noch op mijn kantoor noch in huis vind ik gelegenheid tot lezen en al sedert jaren raak ik zoo ten achter in de kennis van mijn tijd en de litteratuur dat al dikwijls de wensch bij mij opkwam ergens buiten de Stad te gaan wonen, om althans de avonden vrij te krijgen. Maar velerlei dingen maken dat moeielijk, vooral de opvoeding mijner jongens, waarvan de oudste nu pas naar 't ‘middelbaar’ onderwijs overgaat, terwijl er dan nog 5 later | |
[pagina 371]
| |
volgen! 't Zal dus nog wel een jaar of tien duren, voor ik daartoe plannen kan vaststellen. Wie Paap is? Ik ken hem nog niet, maar weet alleen dat hij een der beste leerlingen van Doorenbos was, hier een betrekking heeft op een der kantoren en tijd weet te vinden voor werkelijk degelijke studie. Er schijnen onder de jongeren goede elementen te schuilen, waarmeê ik noodig mettertijd kennis moet maken. Nogmaals dank voor al den tijd, die Ge mij met Uw jongste brieven hebt gewijd! Ik zie daaruit met blijdschap dat Ge geen plan hebt mij los te laten nu ik niet langer voor U druk, maar Ge U integendeel voor mij blijft interesseeren. Groet vrouw en kind hartelijk van ons en ontvang mijn warmsten handdruk! tt GLF Dat Ge mij Valette noemdet verheugt me zeer. Hij zond ons zeer aardige stukken en zal vertrouw ik voortgaan met voor ons te werken. Zoo er een vacature kwam, zou hij zeker een der lui zijn die 't meest in aanmerking kwam! Vale tt GLF |