Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 360]
| |
[1 juli 1881
| |
[pagina 361]
| |
Dat ophemelen loopt in t misselyke. Een der manieren waarop 't zich lucht geeft, is 't aanpryzen &c in lexica woordenboeken, bloemlezingen &c. Om bouwstoffen te verkrygen tot het leveren der curricula vitae, richten zich verzamelaars tot de persoon zelf. Niets natuurlyker! Ik ontving herhaaldelyk uit buiten- en binnenland uitnoodigingen daartoe. Meestal antwoordde ik niet. (Byv. aan De Keyzer die my opgaven vroeg voor z'n bloemlezing.) Onlangs vroeg my De Beer in een gedrukte circulaire 't zelfde. Om De Beer niet voor 't hoofd te stoten door niet te antwoorden, en toch m'n indruk te uiten, antwoordde ik hem 't geen ge weet. In de satire kwam het te-pas 't effekt te schetsen dat het wèl leveren van zulke opgaven op my maakt. Als voorbeeld koos ik watGa naar eind2. De Keyzer over Cremer meedeelt. By 't lezen daar van zei ik: ‘Er blykt dat Cremer zelf die opgaven geleverd heeft.’ Zeker. Er blykt dat C. daar gedaan heeft wat (ook weer: blykens de door my zoo dikwyls ontv. verzoeken en nu weer van De Beer) door velen gedaan wordt. De Bloemlezing van De Keyzer levert overal blyken dat hy even als De Beer zich tot de personen zelf gewend heeft (zoo als ook aan my) en dat de meesten daaraan voldaan hebben, de een meer, de ander minder uitvoerig en ophemelend. In dat leveren van opgaven &c vind ik niets berispelyks. (Ik zelf noemGa naar eind3. m'n geboortedag.) Wel neem ik 'n loopje met de ophemelary die daarmee samengaat, en die vooral by Cr. zich openbaart. Wie in de levensbyzonderheden die De Keyzer omtrent Cremer geeft, niet ziet dat Cremer zelf ze moet geleverd hebben, kan niet lezen. Nooit is't woord: ‘er blykt’ met meer gepastheid aangewend. En nog-eens, ik neem 't C niet kwalyk, dat hy even als zeer velen (het is eenvoudig de gewoonte) zelfde opgaven die De K. meende noodig te hebben, leverde, maar ik gebruik die opgaven om de zotterny van dit ophemelen van letterkundery te doen in't oog vallen en myn afkeerGa naar eind4. van zùlken roem te rechtvaardigen, vooral omdat hy in myn geval gebruikt wordt om my op ander gebied te onthouden wat me toe komt. Dat ik met Cremer, met zyn geschryf en vooral met het ophemelen van zulke dingen, 'n loopje neem is waar! Dat heb ik 100 maal gedaan. Zelfs (nogeens!) waar 't myn eigen schryvery geldt. Ik | |
[pagina 362]
| |
spuw op litterature legèreGa naar eind5.. Ik schaam me dat ik my op dat gebied beweeg, en protesteer tegen ophemelary te dien aanzien. Waarom doe je't dan? Zie de treurige parabels van Chresos, van den goudmaker, van de kapel! - Ten slotte - niet omdat het hoofdzaak is, maar omdat hierop de aankl. van Uw redakteur zich grondt (daar hy niet lezen kan) ‘Er blykt dat C. zelf... &c Wie dat niet opmerkt, wie dat ontkent na de lezing der levensbyzonderheden welke De K. over dien schryver ten beste geeft, moet terug naar de schoolbank. - Wanneer er in dat zelf opgeven van data (op zich zelf beschouwd) iets berispelyks lag, zou nu De Beer my en allen die hy daarom verzoekt, beleedigd hebben. Dit is zoo niet. Dat ik nooit toegaf in welke verzoeken (ook van 't buitenland) is omdat ik niet van publiekerigheid houd, geenszins omdat ik 't vreemd of aftekeuren vind. Wat echter de ophemelary by 't leveren van die opgaven betreft... dáármee neem ik 'n loopje - Hartelyk gegroet Uw oprechte vriend DD
in haast. Ik zit in gekke beslommeringen. Als ik die eens aan een biogr. meedeelde! Ajakkes! - Ik noodig Valette uit, de polemiek te voeren. Ik kan me met zoo'n onbekende persoonlykheid als schryver niet inlaten - Hoe ik z'n scheldwoorden ‘laag & gemeen’ zal behandelen blyft in petto. Ik bereid maatregelen voor. Er is behoefte aan 'n voorbeeld. De brutaliteit van 't plebs loopt de spuigaten uit. Als m'n oude vriend CleerensGa naar eind9. ben ik bereid m'n generaals epauletten 'n oogenblikje terzy te leggen. De schryver van dat artikel zegt: ‘Of is er iemand anders die ons kan aanwyzen waar geschreven staat wat de heer D.D. by de Keyzer zegt gelezen te hebben? (onderstreeping van my) Ik zeg niet dit of dat by De Keyzer gelezen te hebben. Ik zeide en zeg nòg: ‘Er blykt dat Cremer-zelf &c Wel wis en zeker blykt dit. En... ik vind er niets berispelyks in. Wel te verstaan: in dat zelf leveren van data. Ik spot met het ophemelen van die gegevens, om myn tegenzin in zulke dingen te rechtvaardi- | |
[pagina 363]
| |
gen, want dáárin ligt het zwaartepunt van m'n brief aan De Beer, zooals uit het slot... ‘blykt.’ Zal men nu weer vragen watGa naar eind6. ‘blyken’ is? De man kan niet lezen. Men zou 't woord ‘blyken’ niet meerGa naar eind7. durven gebruiken, als daarop volgen mocht. ge zult my opgeven waar de woorden staan die ge zegt gelezen te hebben. - Hoogstens zou men mogen antwoorden: ‘neen, dat of dat blykt my niet daaruit.’ Ik zie er dat of dat niet in.’ &c schoon my in dit geval een andere opvatting ondenkbaar voorkomt (vooral daar 't my van Cremer geblekene, de gewoonste zaak van de wereld is.) - De kwaadaardige stemming van Uw redaktie bureau (te verklaren uit Hoofdstuk MXIIIGa naar eind8. van Specialiteiten.) heeft zich lucht gegeven op de meest onhandige wys. Bekwaam is de aanval niet! Hoe komt het dat zoo'n ‘luchtig briefje’ den tour door de pers maakt? Wel, omdat het geen ‘luchtig briefje’ maar 'n bitter sarkasme is. Roep dien redakteur eens op, U zulke ‘luchtige briefjes’ te leveren. De man moet naar school.
beste Funke. Ik blyf er by dat ik niet gaarne U in moeielykheden zag. Ik mag Uw zaak niet bederven. Ge hebt genoeg voor my gedaan. |
|