Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 354]
| |
De Amsterdammer van 19 juni 1881: Dubbelzinnigheden hebben mij niet getroffen. Enkele luchtige toespelingen, minder onderstreept dan Multatuli er ons in zijn wijsgeerig-sociaal drama van de ‘Vorstenschool’ opdischt, zal men toch niet zo verschrikkelijk vinden.
Nieder-Ingelheim 28 Juni 1881 beste Funke! Ja, zeker heb ik Uwen brief van den 19n ontvangen. En in grooten dank. Ik roemde uw schryven aan m'n vrouw en bracht uw brief in verband met de pretentie van luî die van schryvery een métier maken. ‘Wy, mannen van de pen!’ Ajakkes! En, toevallig, in uw kort briefkaartje van gister, weer 'n voorbeeld van wat ik nu bedoel. Ge noemt dien brief aan de Beer een ‘satire’. Heel juist! Ik geef U in zessen te raden waarvoor De B. het heeft aangezien? Hy wilde het z'n lezers aanbieden als Multatuli's ‘beschouwingen over biografien.’ Zóó nl. drukte hy zich uit in 'n paar regels inleiding die hy blykens my gezonden proef had willen byvoegen. Ik schrapte het, en vond me genoodzaakt hem uitdrukkelyk te schryven dat ik m'n boutade niet als ‘beschouwingen &c’ wenschte geplaatst te zien. Mannen van letteren! Ik verneem dat Alb. Thym (in den Amsterdammer van 26 dezer) insinueert dat er in de Vorstenschool zooveel (of zoo erge) ‘luchtige toespelingen’ voorkomen. Is 't niet om verdrietig te worden? - Over 't geheel, beste Funke, ben ik zeer bedroefd. Ik lyd meer dan gy weten of gissen kunt, en benyd vrouwen en kinderen die schreien kunnen. Koketteeren met smart? Ik vind dat misselyk! Geloof me dat ik 't u niet zou geschreven hebben als ik me niet gedrongen voelde, na Uw briefkaart, U te bedanken voor Uw intelligent-hartelyken brief. 't Is méér gebeurd (en nu weer) dat ik na de lezing met m'n vrouw sprak over 't eigenaardige dat alles wat van U komt, altyd een weldadigen indruk op my maakt. En m'n lust was, U dat terstond te zeggen. Maar jawel. Daar worden dramaas gespeeld in 't leven, die men niet noemen kan. Ligt het aan my, aan myn opvatting, dat ze by my zoo menigvuldig voorkomen? Dat ik er moê van ben, moê = vermoeid, afgemat, telkens op 't punt - ja, wat? Neertezygen? Dat 's 'n boekenwoord. Wat is neerzygen? Als 't leven 'n schaakparty was, gaf ik 't spel op. Nog eens, meen niet dat ik pleizier heb ik lyden. Evenmin in 't | |
[pagina 355]
| |
pronken daarmee. Dit is de fout van beginners, als ze verkeeren in de O & ach-periode, als ze by gebrek aan ondervinding en daden zich belangryk willen maken met nagemaakte wonden. Ik verzeker u dat myn leven één knagend verdriet is, te zwaarder te dragen, omdat ik de ware oorzaken van myn smart niet noemen kan. Men zou vreemd opzien als ik m'n mémoires schreef! Maar ik kàn ze niet schryven. - Och, daar komt me in eens in den zin beste hartelyke kerel, dat ge misschien op 't denkbeeld kondet komen dat er geldgebrek in 't spel is. Neen! Dan zou ik 't U zeggen. Ook de zaak met Robbers is heel secundair. (Juist vandaag onv. ik een zeer beleefde briefkaart, die noch in toon noch wat den inhoud aangaat myn vrees voor onaangene wryving rechtvaardigt. Ik had hem juist 'n brief geschreven die mischien wat al te beleefd was = hinderlyk. Maar zyn briefk was daarop geen antwoord. Hoe dit zy, ik denk nu niet aan de verhouding met R.) Ook gy hebt verdriet. Dit kan ik berekenen. Maar ge klaagt niet. Is dit sterkte? Is uw verdriet minder aangrypend? Ik weet het niet. Beschuldig my niet van te groote weekheid. In uitdrukkingen ben ik zoo soliede als gy in hoedd van koopman en vriend. Welnu, ik verzeker u dat myn smart zeer zwaar is en dat ze ook ànderen zwaar drukken zou. Verbeelding? Zwartgalligheid? Wel, ik studeer in middelen ter afleiding. Ik lees (met walging, dat is waar!) 'n vroolyk boek. - nu 't laatst Roderick Random van FieldingGa naar eind1. - ik speel met vliegers, met tollen. Ik tracht ‘Scharmaaien’ te leeren. Ik zoek - sedert 30, 40 jaar! - naar 'n vereenvoudigde driehoeksmeting. Zulke pogingen doet de pessimist van professie niet! - Jammer dat ik dien plompen laster van Alb. Thym niet onder de oogen kreeg vóór m'n br. aan De Beer! Ik had dan hem kunnen voorstellen de Duitschers te waarschuwen tegen de schouwiteitenGa naar eind2. in Vorstenschool! - Ons huis is zoo lief! Och, kom eens kyken! Heb je ook lust 'n paar van je jongens meêtenemen? Hartelyk welkom. Als 't door andere logés niet schikt - zal 't toch schikken. - Hartelyk gegroet van Uw vriend Dek
Kent ge den heer PaapGa naar eind5.? Sedert eenigen tyd ontmoet ik dien naam | |
[pagina 356]
| |
in den Spectator. Hy steelt m'n hart door z'n recensie van den ‘beroemden’ EbersGa naar eind4.. Van dien faiseur las ik één werk (in het 2n bleef ik steken: ik wist er genoeg van!) en m'n vrouw kan getuigen dat ik juist dergelyke aanmerkingen maakte als Paap. Ik heb dan ook Vosmaer die Ebers in de hoogte stak ronduit verklaard hoe ik over Ebers dacht, en hy antwoordde dat-i 't door hem behandelde boek zoo aandachtig niet gelezen had. De schryvery van Ebers is zeer min. Over 3, 4 jaar zal ieder dit inzien, vooral na de opmerkingen van den heer Paap. En toch heeft ‘Eine Frage’ van dienzelfden Ebers groote verdienste als kunststukje, als 'n kunstig vervaardigd stukje, liever. Dáárin behooren de krulletjes die in serieus geschryf zoo'n misselyke fout zyn. Wat byv. in Vosmaer's Londinias zoo aardig is, staat bespottelyk in een werk dat niet zoo'n eigenaardig-grappige strekking heeft. Heeft Amazone u bevallen? My niet! Maar 't grieftGa naar eind3. me dit aan V. te zeggen.
Woensdag ochtend Deze was reeds gesloten. Ik open hem na 't lezen van het stukje over Alb. Thym's partry-trekken voor ‘MascottaGa naar eind9..’ De kwestie zelf laat ik onaangeroerd, (schoon 't me voorkomt dat uw redakteur volkomen gelyk heeft, aannemende dat de door hem aangehaalde dingen werkelyk in de Mascotta op zekere wys voorkomen) maar ditmaal wil ik U eens wyzen op wat my byna eiken dag in 't oog valt, op 't voorbygaan van Thym's laagheid, de Vorstenschool in parallel te zetten met zoo'n produktje. Ik ben tegen équivoqueGa naar eind6. uitingen, tegen ruwe behandeling van intime zaken, tegen ‘onfatsoenlykheid’. Ik durf de weddenschap aangaan dat ik na te veel gedronken te hebben, geen onbetamelyk woord zeggen zal! In kiesheid durf ik 't opnemen en tegen dien Thym en tegen uw redakteur of tegen wien ook. (Het onderscheid tusschen forsch of naïf (zie bybel) en ruw of gemeen, behandel ik nu niet. Dit zou te ver leiden) Welnu, by al m'n tegenzin tegen hetgemeene, schryft myn zedelykheid voor, dat de Jezuïstische vergelyking van 'n scabreus tooneelstukje met Vorstenschool lager staat dan 't gebruik van fran- | |
[pagina 357]
| |
sche aardigheidjes ten-opzichte van 't geslachtsleven! Nogeens, dáár spuw ik op en ik minachtGa naar eind7. het volkje dat er zich mee vermaakt, maar... 't andere is erger, omdat men zich daarby op kwasi-hooger gebied beweegt. Gewone kwajongensachtigheid is aftekeuren, met minachting en walging, doch behoort niet thuis op het eigenlyk terrein van misdaad, van laaghartige oneerlykheid. Deze opmerking is ook aan 't adres van uw recensent. Stipt gezegd heb ik 't recht, te twyfelen of de door hem gewraakte toespelingen &c-en op de voorgedragen manier, want in alles kan de manier wyziging brengen in de beteekenis! - wel wezenlyk in Mascotte voor komen. Wie Thym's gemeenheid in 't bekladden van Vorstenschool met stilzwygen voorbygaat - NB in een philippicaGa naar eind8. tegen Thym, en alzoo - voorbedachtelyk! - is een leugenaar, 't Ware hem beter mascotte's geschreven te hebben! |
|