[2 april 1881
Verslag voordracht Tiel in de Nieuwe Tielsche Crt.]
2 april 1881
Verslag van de voordracht van Multatuli te Tiel van 31 maart in de Nieuwe Tielsche Courant, no. 2556. (Streekarchivariaat Tiel-Buren-Culemborg, Tiel; afschrift M.M.)
1 April. De heer E. Douwes Dekker (Multatuli) hield gisteren avond hier ter stede voor een publiek, dat talrijker had kunnen zijn eene rede over: studie in de wording der dingen.
Wanneer wij zeggen: rede, dan moet men zich daarbij niet denken een afgerond geheel, zooals b.v. van een spreker op het Nut e.a. gewoon is. Dat volstrekt niet. Multatuli houdt zich niet aan een vast plan; zijn altijd denkende geest belet hem dit. Gelijk zijne geschriften, schijnbaar afdwalende van het onderwerp en schitterende vonken spattende naar regts en links, zoo ook zijn gesproken woord. Veeleer moeten wij daarom spreken van eene schitterende improvisatie, waaruit bleek welk een diep denker, welk groot vernuft, welk een geniaal man - hoewel hij zelf het bestaan van geniën ontkent - de heer Dekker is.
Wij wagen ons niet aan een zelfs maar onvolledig verslag van zijne voordragt, want de rijkdom van onderwerpen, die de spreker buiten het eigenlijke behandelt, maakt dat ondoenlijk. Daarom stippen wij slechts aan, dat M. geleidelijk de stelling ontwikkelde: studie in de wording der dingen, een hulpmiddel tot wèldenken, na vooraf te hebben doen gaan eenige beschouwingen over levensopvatting om daarna te spreken over de wordingsgeschiedenis of de beteekenis van worden, de dingen en weldenken en te besluiten met de beantwoording der vraag of onze begrippen over zedelijkheid in het algemeen geregtvaardigd zijn.
Alleen een buitengewoon spreker en groot denker als Multatuli bezit de gaaf, zulke onderwerpen boeijend te behandelen; onophoudelijk vergt hij Uwe geheele aandacht en het auditorium hangt aan zijne lippen. Al is zijn sarcasme bijtend, zijn kritiek streng, hij beleedigt wel beschouwd niemand, hij geeft U slechts zijne denkbeelden in overweging; hij dringt ze U niet op en allen, zelfs anders denkenden, moeten eerbied hebben voor zooveel scherpzinnigheid. Zulk eene improvisatie te hooren blijft dan ook voor ons, bewoners eener kleine stad, een zeldzaam genot.