Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[30 maart 1881
| |
[pagina 246]
| |
verzoeken plaats te nemen. Een beetje later opschudding. Geloop van knechts om 'n dokter. Dokter uit en in. Toen werd er 'n heer onwel. Hy werd naar buiten gebracht. En later werd weer de dokter geroepen. Heerejezis, ik was bly dat ik met fatsoen kon uitscheiden. Ik had tot tekst: ‘levensbeschouwing’. Wel, er viel veel leven in de zaal te beschouwen! Toch waren de toehoorders niet levendig. Ze keken als dooie visschen. Aan de table d'hôteGa naar eind1. waar ik gistravend at, hoorde ik 'n heer aan zn buurman vragen: of-i by Multi geweest was? - Och, neen... wat zal ik je zeggen? Ik ben er niet geweest want, zie je, wat heb je'r aan? - Ja, niet waar, wat heb je'r aan? Ik ben er ook niet geweest. - Zie je, ik zeg maar... als 't nu, om zoo te zeggen, 'n afgewerkt geheel was... - Ja, juist, 'n afgewerkt geheel! - Ja, niet waar? Maar 't is zoo... zonder kop of staart. - Ja, dat vind ik ook. Want, zie je, ik zeg maar... - Verder hoorde ik niet. Misschien kregen ze onder tafel 'n wenk dat ik vlak tegenover hen zat. Welnu, ik ben niet te weten gekomen wat de ander ‘maar zei’. Dit is nu weer 'n waar bankroet voor mn ontwikkelingsgeschiedenis. En zoo beroerd was m'n voordracht in de oogen van twee heeren die er niet geweest waren. Vrage: hoeveel medelyden zyn we schuldig aan de ongelukkigen die niet zoo verstandig waren, wegteblyven! Die heer met z'n toeval was zoo gek niet. By 't gebrek aan kop en staart, hadden ze allemaal moeten flauw vallen! - Nu van avend Sliedrecht. (hu!) morgen Tiel (hu, hu!) en vrydag by U thuis. (niet: hu!) Zeker, niet: hu! Maar dat ik - (gelyk trouwens altyd) - opzie tegen Rotterdam, is waar. Gister heb ik, behalve 't hoognoodige met knecht of kellner, geen woord gesproken. M'n keel is er dankbaar voor. Toch voel ik me erg zenuwachtig maar 't zal van de groene thee zyn die ik hier gekocht heb. Aan Mies heb ik eergister getelegr.d dat ik hier blyf tot ‘woensdag namiddag’ Er is dus kans dat ik hier nog 'n brief kryg. Ik ben zoo nieuwsgierig naar haar wedervaren in zake timmeren en verhuizen. Gelukkig dat ze mooi weer treft! Dat overvaren van den Ryn is zeer lastig omdat er niet overal ‘veeren’ zyn. Maar zy is heel | |
[pagina 247]
| |
flink. Waar ze slaapt, eet &c weet ik niet. Misschien in 'n herberg te Ingelheim. Ze maakt er 'n eerezaak van, alles - zoo mogelyk! - in orde te hebben voor m'n komst. Maar ze kan timmer- of metselwerk, schilderen & behangen niet sneller doen gaan dan de luî verkiezen. Dag, beste hartelyke lieve menschen! Gegroet tot vrydag! Ik zal van Tiel telegrafeeren met welke gelegenheid ik kom. Uw liefh. Dek |
|