Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
[16 maart 1881
| |
[pagina 227]
| |
Spr. gaf als proeve de bekende toespraak tot de hoofden van Lebak. De Max Havelaar maakte époque. Doch het groote publiek, hoewel hem als dichter begroetend, zijn werk hoog verheffend, haastte zich volstrekt niet om een vonnis te vellen, of aan de schuldigen zulk een vonnis te voltrekken. Nu zette hij zich zelf over publiek, vertegenwoordiging en personen als rechter: hij onderzocht wat publiek beweerde en wat ze deed en ziet: ‘es deckte sich nicht’Ga naar eind2.. Ze beleed een godsdienst, ze had den mond vol van recht, en toch zag ze met onverschillige oogen rechtsverkrachting aan. Zijn judicatum klonk: onwaar. Onwaar in uw godsdienst, onwaar in uw politiek, onwaar in uw prat zijn op gerechtigheid, onwaar in uw geheele zijn. Vooral met de ‘minnebrieven van een balling’, wierp hij zijn vaderland den handschoen voor de voeten. Toch is hij niet gelukkig, want de slagen die hij toebrengt, wonden ook hem zelf, men neemt niet ongestraft de roede des toorns in zijn hand. Ook weigert men hem dikwijls in den strijd het recht van een fair fieldGa naar eind3.. Boven al lijdt hij door dat hij dichter, d.i. dat hij waar mensch is. Zijn hoofd heeft die wijding ontvangen: hij kan spreken in een taal en in vormen, zooals het weinigen, van degenen die men dichters noemt, gegeven is. Maar juist als dichter heeft hij een fijn en diep gevoelende ziel, en de onverschilligheid, de ondankbaarheid zijner natie grieft hem. Doch ook weer die dichternatuur geeft hem vertroosting. (....) De strijd, dien hij voert; de doeleinden, die hij bereiken wil, hebben zich vooral geconsolideerd in zijn ‘Ideën’. Zij zijn niet gedrongen en geschikt tot een stelsel, want men denkt niet naar een stelsel en men hervormt niet naar een stelsel; maar hij schrijft naar de methode der gedachte. Ook hier komt zijn dichterlijk genie telkens uit, te midden van de heftigste uitvallen. Zoo de scheepsvertelling (Mad. Colineau en de monnik); de kapel; en wel voornamelijk Wouter. Dit laatste is eene geschiedenis van de ontwikkeling van een dichterziel. In zekeren zin is het de geschiedenis van den dichter zelf, zooals die van Dickens in zijn Copperfield, Thackeray in zijn Pendennis, Goethe in zijn Wahrheit und Dichtung, ReuterGa naar eind4. in zijn Stromtîd. Spreker sloot het eerste gedeelte met de voordracht van de droomerijen van Wouter aan de zaagpoort. Na de pauze gaf Spr. ons | |
[pagina 228]
| |
eene beschrijving van de beoordeeling, die Multatuli in zijn werkzaamheid was te beurt gevallen. Door citaten uit de werken van M. zooals door 't verhaal van den ridder en de vliegen, van den jongen Samojeed wees hij aan, hoe M. zelf over zijn positie dacht. Hij was aangevallen, maar dikwijls oneerlijk, bedekt, niet op den vollen dag in het ‘weitschauende’ strijdperk van de openbare meening. Doch de passieve tegenstand was veel grooter. Evenals met Ismaël, was zijne hand tegen allen en de hand van allen tegen hem. 't Was niet te verwonderen. Vrij wat kaartenhuisjes van egoïsme wierp hij omver, vrij wat vooroordeelen tastte hij aan. De meesten zwoeren bij stelsels, en stelsels waren hem een gruwel. En bovenal waarheid, consequentie willend, vond hij tegenover zich de geheele maatschappij, die leeft bij transigeeren. Veel van den tegenstand, die M. ondervond, ontstond volgens Spr. doordat hij tegen de godsdienstige begrippen schreef, die bij zijn volk gevonden werden. ‘Hij is Atheist’ was dikwijls voldoende, om hem onverhoord te veroordeelen. Een ‘niet alzoo’ was Spr's raad. Laten we liever, ieder op zijne wijze, het klein weinigje goed doen, dat we kunnen; en niet de oogen en de ooren sluiten voor waarheid en recht, als hare stem zich ook door andersdenkenden laat hooren. En die stem was volgens Spr. volle overtuiging vaak onbetwistbaar aan den kant van M. Wat deze gedaan had, zou zijn invloed altijd meer doen uitoefenen, want zijn geest zou blijven doorwerken, ook al werden straks, als de Meester heengegaan is, anderen de dragers van zijn ideën. Tot slot las Spreker voor een gedeelte van den zendbrief aan het jonge Holland, door Aart Admiraal. Sympathie te wekken was niet allereerst Spr's doel geweest, maar aan te sporen tot studie zijner werken, die dit zekerlijk meer dan waard waren. Een warm debat dat getuigde van de belangstelling, waarmêe de lezing was aangehoord, ontspon zich. Sommige van Spr's opinien werden met kracht van redenen aangevallen; andere vonden meer sympathie. Met Spreker's doel waren wel allen het eens. In de geheele voordracht straalde een diep gevoel van gehechtheid door aan den man dien hij besprak. En maakte dit hem aan den eenen kant eenzijdig in zijn oordeel; aan den anderen kant is ook liefde tot het onderwerp van onderzoek een van de 3 groote voorwaarden voor goede critiek. Algemeen was | |
[pagina 229]
| |
de lof, die eindelijk Spreker te beurt viel voor het ‘deep reading’Ga naar eind5. over zijn onderwerp, dat door zijn geheele lezing heen bleek. Ver over het gewone uur viel eerst de hamer van den praeses. |