[maart 1881
Brief van Mimi aan G.C. de Haas-Hanau]
Vermoedelijk 9 maart 1881
Brief van Mimi aan mevr. G.C. de Haas-Hanau. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 beschreven. (M.M.)
den Haag Woensdag morgen
Beste Lien
Daar net ontvang ik je pakje met Woutjes boekjes en pop met roode lintjes en gekapt en alles! dankje wel, lien! en ook de briefkaart van de arme Arnhemmers waar 't zoo slecht gaat! Ze vreezen 't ergste.
Van morgen een briefje van dek. ik sluit het hier maar in, dat je ziet hoe er niets instaat. Ik wacht nu in elk geval hier nog nader bericht van hem af, om te zien wanneer ik hem 't best eens spreken kan, als 't niet eerder kan dan dinsdag a.s. in Amsterdam. Gister sprak ik Vosmaer. ik vertelde hem dat ik bij u gelogeerd geweest was, en wachtte af of hij misschien ook iets zeggen zou met betrekking tot de bewuste briefwisseling. Maar er volgde een gedrukt zwijgen. Overigens was hij heel lief. hij is altijd lief. - Och ik houd toch van hem - ik wil het doen. Alle menschen kunnen nu eenmaal niet flink en degelijk zijn.
Dag lien! Het waren prettige daagjes voor mij in uw huis doorgebracht. Veel hartelijke groeten aan uw goede man. Woutje was eerst heel vol van 't kleintje. Nu verdringen de nieuwe indrukken de oude alweer. Maar hier zijn de 3 jongens overdag nr school en dan is hij heel alleen en recapituleert. Och zoo'n malle lieve jongen. Behalve duikelende jongens en 't ‘kleintje’ spelen ook al de puddings van Mevr. de Haas een groote rol. heusch hij had er den mond vol van den eersten dag.
Nu dag lien beste met 'n handdruk
je liefhebbende Mimi DD