Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
Multatuli.Een betrekkelijk zeer groot publiek was opgekomen, toen de heer E. Douwes Dekker (Multatuli) heden avond in de Nutszaal een voordracht hield over strafrecht. Strafrecht in de dagelijksche, algemeene beteekenis genomen: recht om te straffen. Om te weten wat strafrecht is, dient men allereerst de beteekenis van straf te verstaan. (....) Is dat recht van straffen Goddelijk? Iemand lijdt een onzedelijk leven al de jaren zijns levens en komt daardoor natuurlijk in de hel. Een ander legt het slimmer aan en keert, na jaren achtereen van het slechte genoten te hebben, het blaadje om, krijgt berouw en geloof, denkt door dat weinigje berouw en dat weinigje geloof den Heere om te koopen, even alsof men zijn kostbaas een weinig vóór zijn vertrek een cadeautje geeft om... Want presentjes worden niet zelden met bedoelingen gegeven. Welke rechtsbegrip wordt daarin vertegenwoordigd? Is ons strafrecht op het Goddelijk recht gegrond? Ja en neen. Onze wetten zijn Christelijk. Dus niet van toepassing op hen, die geen Christenen zijn? Paulus zegt: zij, die niet gelooven, dat de Heere Jezus is gedood, opgestaan, ten hemel gevaren enz. enz. enz. zijn geen Christenen. Welnu, hun aantal is reeds zeer groot (atheisten; Israëlieten enz.) Goddelijk recht als basis predikt de geschiedenis? Onze vaderen stelden menigmaal den geringsten voorspoed op rekening van het Opperwezen, wiens vinger duidelijk zichtbaar was! Wie uwer heeft ooit dien vinger opgemerkt, geachte hoorders?Ga naar voetnoot* Het is waar, men hield het met glans vol tegen het veel machtiger Spanje. Maar dat schrijft men aan de hulp van God toe? Maar de Spanjaarden dan? Hebben zij een anderen God? Waarom moesten zoovelen van hen, onschuldigen, den dood op het slagveld vinden? Zijn ons land de 18000 door de inquisitie (geestelijke rechtbank) ter dood veroordeelden ooit weerom gegeven? | |
[pagina 113]
| |
Een God kan niet bij luimen goed doen. (....) Een jurist, een man van de rechten, kreeg in onze vertegenwoordiging van den minister - ik spreek van rechten - van den minister van... justitie een pluimpje. Diezelfde jurist dorst met bewijzen staven, dat Jut de verachtelijke, verfoeilijke moordenaar van Mevrouw van der Kouwen niet was! Wie was het dan wel? Volgens aangeduiden jurist: ‘een zeker lange zwarte heer, die op zekeren dag door zekere juffrouw in zekere straat op zekere stoep was gezien!!’ Volgens de wet is pijniging vervallen. Korten tijd geleden werd in Duitschland een misdadiger (?) voor den rechter van instructie gebracht. Deze kon evenwel niets uit den delinquent (dader) krijgen. Hij werd weder naar de cel gevoerd. En ziet den volgenden morgen meldt de misdadiger zich zelf aan om voor den rechter van instructie alles te bekennen! De pijniging is afgeschaft. Maar wordt er niet... gepijnigd? Eerbied voor de wet? Ja, die moet er zijn, doch eerbied in dien zin, dat wij de wetsbepalingen niet overtreden. Maar eerbied voor de uitgesproken wet, het vonnis? Hoe kan een denkend mensch daar eerbied voor hebben? De advokaten zelf gaan ons voor jegens de uitgesproken wet oneerbiedig is zijn; zij halen den veroordeelde dikwerf over in hooger beroep te komen en veroordeelen daardoor (voor het minst in schijn) de uitgesproken wet. Misdadigers verbeteren? In de debatten in de Tweede Kamer werd voorgesteld de straf van gevangenen in te korten, indien zij verbetering aan den dag legden en ze bij het vrij worden... naar Amerika te zenden. Wij kunnen onze kwaadwilligen beter zelf houden om de kans te ontgaan Amerikaansche misdadigers op onzen bodem te ontvangen. Wetten moeten gegrond zijn op de natuur. Bij het woord natuur denkt menigeen aan een singel met een paar boomen er op. Natuur is al wat bestaat, al wat geworden is. De natuur maakt ons eerlijk, rechtvaardig. (....) Waarom straffen en hoe? Stel: A. heeft een bezitting, zeg B., die B. hem ontneemt. Dit | |
[pagina 114]
| |
geeft voor de bezitting zelve geen verschil. Maar A. mist zijn B., die B. zich onrechtvaardig toegeeigend heeft. De strijd om het bestaan eischt vergoeding, teruggave aan A. Maar om nu te zorgen, dat ieder buiten A. zeker van zijn bezit zij, moet B. ook gestraft worden. Gevangenen en ontslagenen wil men verbeteren - de verbeteringstheorie. Maar hoe! Iemand, die een misdaad beging, die getoond heeft geen goed hart te hebben, zoo iemand verbeteren? Gij rijdt in het spoor en ziet links of rechts van u een stuk land, dor, woest, steenachtig, kortom ongeschikt ter bebouwing de grond zelf zegt u: ‘ik ben een rots en een rots is onvruchtbaar.’ Zou men zulk een land trachten te verbouwen. Men zegt, dat honderden gevangenen en ontslagenen verbeterd zijn. Ik belief het niet te gelooven. Moet de staat zooveel ten offer brengen aan onvruchtbaarheid, aan boozen? Wat doet zij aan de goeden? Hebben ook die het niet noodig? Het verblijf in het tuchthuis maakt den misdadiger niet beter. Het verblijf in de cel evenmin. (....) Ieder, die in de gevangenis komt, heeft berouw. Natuurlijk. De delinquent had niet gedacht in de cel te komen, hij had slecht gerekend, zijn rekening kwam niet uit - en daarom voelt hij berouw. Dat dit berouw ‘in den Heere’ is, is duidelijk. Daarom denkt hij, en vele anderen, den hemel te verdienen. Indien echter zulke mannen in den hemel komen, dan wenscht elk fatsoenlijk mensch zeker wel een plaatsje in de hel te ontvangen. Hoe moet men straffen? Iemand slaat een ruit stuk. De natuurlijke eisch is, een nieuwe ruit inzetten. Maar hoe de gevolgen van dat stuk slaan te straffen? Een vrouw schrikt en sterft tengevolge van dien schrik - een moord dus. De rampen kunnen onherstelbaar zijn. Wie matigt zich hier het recht van straffen aan? Oog om oog, tand om tand - de vergeldingstheorie. Iemand wordt vermoord. Volgens de vergeldingstheorie moet nu de moordenaar ook gedood, vermoord worden. Een meisje is door een jongeling verleid. Moet nu de jongeling op zijn beurt ook verleid worden? Dijken zijn doorgebroken, land is overstroomd, menschen zijn | |
[pagina 115]
| |
omgekomen. Hoe straft men nu die mannen, die de schuld van dit alles zijn? Egypte is een geschenk van den Nijl. Ons land zou veel hooger liggen, indien er geen rivierdijken waren. Die dijken slechten is het eenige middel om in het vervolg bevrijd te zijn van overstroomingen. Bij de debatten over de doodstraf hoorde men van iemand, die tegen de doodstraf was: ‘het leven kan niet teruggegeven worden.’ Is dat een argument? Door zulk een rechter zou men ook niet gaarne naar de cel verwezen worden - als hij zich eens vergiste! En dan... kan ons leven niet terug gegeven worden, kan men dan wel herstellen de gevolgen van het verblijf in de cel: den doorgebrachten tijd? de schrik? de schande? de ellende, enz? Bij niet één volk vindt men zooveel vrees voor den dood als bij de Christenen. Een menschenleven wordt te hoog geschat. (....) Voor drie-en-twintig jaren heb ik in mijn Havelaar reeds voorspeld, wat met LebakGa naar voetnoot* zou geschieden, indien de Nederlandsche regeering niet tusschenbeiden kwam. Lebak, het land waarvoor ik mij zelven, mijn vrouw, mijn kinderen, alles heb opgeofferd, Lebak is een woestenij geworden, zonder inwoners, zonder buffels! En nog altijd zit Duymaer Van Twist in de Eerste Kamer!... Ik heb gezegd.’ Tot zoover Multatuli. Ik verzeker u, geachte lezer, Multatuli was moe, maar ook zijn hoorders en hoorderessen. Echter vond zijn rede veel bijval; doceeren, voordragen, kent hij niet, vandaar de groote moeilijkheid, ja schier onmogelijkheid, een dragelijk verslag van zijn lezing te schrijven. De zijsprongen, het springen van den hak op den tak, is er de oorzaak van. Den draad kan men niet volgen evenmin als in zijn ideeën. Velen mijner lezers zullen eenige beschreven gevolgtrekkingen van M. valsch noemen. Ook ik zou nog wel wat valsch vernuft van den spreker kunnen aanwijzen. Maar waarvoor die gevolgtrekking weg te laten? | |
[pagina 116]
| |
Multatuli zeide het gesprokene ter overdenking zijn geachten hoorders aan te bieden. Ik doe het op mijn beurt mijn lezers. Rotterdam, 10 Januari 1881. J. Hobbel.
In haar nommer van Maandag deelt het ‘Rotterdamsch Nieuwsblad’ het volgende mede: ‘In zijn voordracht van verleden Woensdag te Amsterdam maande Multatuli zijn talrijke toehoorders aan om bij de regeering aan te dringen op openbaarmaking van het rapport betreffende het district Lebak. Tengevolge daarvan hebben naar wij uit vertrouwbare bron vernemen eenige ingezetenen een adres aan den Minister van Koloniën opgesteld, tot het ondertekenen waarvan belanghebbenden eerstdaags in de dagbladen zullen worden uitgenoodigd. Hopen we, dat hun pogingen elders navolging vinden!’ Dat hoopt gewis elk waar vaderlander. |