Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
Een voordracht van Multatuli.‘Redenarij is een kwaad dat met alle Er was een voordracht aangekondigd tegen Donderdag 1.1., en een kleine schare - gelukkig een kleine, want nu kon de spreker in 't aantal hoorders ten minste geen reden hebben om bitter gestemd te zijn (538)Ga naar eind1. - zoowel mannen als vrouwen had zich verzameld in de kleine bovenzaal der Stads-Gehoorzaal om den gevierden schrijver te hooren. Er is iets eigenaardigs in het optreden van een man als Multatuli. Van 't oogenblik af dat hij de zaal binnentreedt beheerscht hij zijn auditorium; aller oogen wenden zich tot den bleeken mageren man, en terwijl menig ander ‘verhandelaar’ moet wachten tot het gebabbel van 't publiek een eind heeft genomen, is er doodsche stilte gedurende de vijf minuten, die deze spreker noodig heeft om op adem te komen. Er zou gelachen worden om deze malle affectatie, indien de reden niet zoo treurig ware. En met 't stereotype schelden op de grootte van 't Stadsgebouw, dat van den heer Douwes Dekker een ‘lange reis’ door den gang vorderde, begon ook deze voordracht. Multatuli is geen gewoon ‘redenaar’, in zoover hij zich niet heeft gevormd naar de uitstekende voorbeelden uit vroeger en later tijd, in zoover hij zich volstrekt niet bekommert om de wetten, aan welke ieder openbaar spreker gebonden is. 't Eerste is lichter te vergeven dan het tweede. Niemand heeft recht van den heer Douwes Dekker te eischen, dat hij een oratorisch talent zal ontwikkelen dat doet denken aan een Demosthenes of een van der Palm; doch twee dingen zijn den openbaren redenaar ongetwijfeld noodig, d.i. vinding en schikkingGa naar voetnoot* en 't is de vraag of M. vóór de voordracht sterk gezocht heeft om het gevondene naar behooren te kunnen schikken. Er zullen er zijn wellicht, die | |
[pagina 91]
| |
deze opmerking niet deelen, die in den spreker van Donderdagavond in de eerste plaats den causeur zien, welke hen eenige uren bezighield, - ik zou mij hiermee kunnen vereenigen, indien het gemis aan vinding en schikking niet schadelijk werd door te leiden tot een gevoel van verveling bij het publiek aan den eenen en tot onduidelijkheid bij den spreker aan den anderen kant. Deze zelfden zullen ook beweren, dat M. met voorbedachten rade zóó spreekt en niet anders, om zijne hoorders te treffen - doch ‘wee der kunst, indien treffen de hoofdzaak en getroffen te hebben een vrijbrief wordt voor de wijze waarop en den prijs waarvoor’!Ga naar voetnoot* Hoe, ja, of 't te pas kwam in zijne redeneering weet ik niet, maar M. heeft beweerd, dat hij in tegenstelling met Jezus van Nazareth, er ten minste naar streefde een geheel te geven, en 't stond aan de hoorders deze verzekering aan te nemen en in stilte toe te juichen; toch zou naar mijn bescheiden meening sprekers goede bedoeling overtuigender gebleken zijn, indien hij niet van Rotterdam over Assen en Leeuwarden naar Leiden ware gekomen, indien hij wat minder andere wegen en meer den heirbaan had gehouden, die leidde naar 't gestelde doel. Het doel was aan te toonen, dat darwinisme in den zin van onderzoek naar de oorsprong der dingen nuttig is om den aard der dingen te leeren kennen, en daarbij hoe noodzakelijk 't is oorzaak en reden te onderscheiden. Tegen dit laatste wordt maar al te veel gezondigd, en het verschil tusschen beide werd opgehelderd door het voorbeeld, hoe een spoorwegconducteur op de vraag ‘waarom hij de kaartjes knipt’ wel de oorzaak opgeeft: ‘dit is mij bevolen’, maar den vrager in 't onzekere laat omtrent de reden. Dit darwinistisch, of eenvoudiger, historisch onderzoek werd vooreerst toegepast op 't ontstaan van staten, 't Ware te wenschen, dat de nieuwheid van dit onderwerp evenredig was geweest aan de duidelijkheid van voordracht; want tot schade van de belangstelling van velen hoorde men hetzelfde wat in bijna ieder geschiedboek te vinden is: hoe evenals de families de staten zijn ontstaan; het begin van het patriarchaal gezag, de wrijving, daardoor botsing, daardoor strijd en bloedige krijg tusschen de staten onderling, dat alles werd met een vuur verteld, eene meer | |
[pagina 92]
| |
onbekende zaak waardig. Thans een sprong terug naar darwinisme - Darwin. Deze is een heel groot man, ook als mensch zeer respectabel, maar hij heeft een groote fout, n.l. dat hij te veel vertrouwt op de specialiteiten, die door hem worden uitgezonden; zoo bijv. WallaceGa naar eind2.. Multatuli is overtuigd, dat deze natuur-onderzoeker nu en dan Darwin wat op den mouw spelt. (....) Doch 't is ook aardig na te gaan hoe de taal is ontstaan, hoe de menschen langzamerhand een bepaalde beteekenis gingen hechten aan zekere klanken, hoe door zich begrijpelijk te maken de samenwerking ontstond om een zaak tot stand te brengen. (....) Door eenige voorbeelden werd verder aangetoond welk een grooten rol de rollende r in de woordvorming speelt, en hoe deze letter een van die wortels is, welke het meest nakomelingschap hebben. Als van zelf kwam spreker op de Fransche etymologisten, die allen ‘prullen’ zijn, en als bewijs van deze nog al stoute bewering diende het beroemde werk van Littré, met name diens verklaring van 't ontstaan van het woord ‘Dieu’. Deze is onvoldoende, derhalve is dit boek ‘prullig’, dus is de schrijver een ‘prul’, dus zijn alle Fransche etymologisten ‘prullen’. Deze logische methode werd vroeger reeds in een Voordracht over Poëzie door den spreker met hetzelfde succes toegepast: éen zwakke regel in een bekende rei van Vondel is voldoende om hem te stempelen tot een dichter die niets beteekent, éen slecht gedichtje van Beets cijfert al zijn andere poëzie weg... naar analogie zou men evenzoo den heer Douwes Dekker kunnen beoordeelen naar de door Multatuli meegedeelde resultaten van zijn natuurstudiën... Na de pauze werd de darwinistische methode toegepast op sommige manieren en maniertjes, nadat met een verhaaltje van zekeren kamerdienaar in dienst van Prins Frederik was aangetoond, hoe kleine zaken voor de karakterteekening werkelijk belangrijker zijn dan de groote. Achtereenvolgens werden de hoorders nu bekend gemaakt met den darwinistischen oorsprong van de lange nagels der Chineezen, de kleine voetjes hunner vrouwen, de slechte beteekenis die men geeft aan het woord Vrijdag, de zondagsche hemdsmouwen onzer kruiëniers, de lange haren der Oosterlingen, het baden bij de Japanners, de slaapgewoonte der Duitschers, kortom... maar wij springen nu over op de akademi- | |
[pagina 93]
| |
sche leermethode: hoe is deze ontstaan uit de wijze, waarop Plato les gaf? Dit is niet te verklaren; en ook niet, waarom er hoogleeraren zijn in historie en dergelijke vakken, die niet op waarneming berusten, waarom deze hun dictaten niet doen drukken enz.; maar spreker komt thans tot iets hoogers, namelijk tot ‘zedelijkheid’. Voor den lezer van M's werken bevatte dit gedeelte der voordracht niets nieuws: hoe M. over ‘zedelijkheid’ spreekt weet ieder die het verhaal van Woutertje's ‘verzoeking’ bij juffrouw Laps heeft gelezenGa naar eind3., of de Japansche gesprekken, of den brief aan Mevr. de wed. X. geb. Y. te Z.Ga naar eind4. Daarin vinden wij dezelfde denkbeelden over het huwelijk terug, dat darwinistisch gesproken ontstaan is uit de noodzakelijkheid dat er voor ieder geboren kind een man en een vrouw was om 't te verzorgen: daarom moesten de namen der ouders in een register worden opgeschreven. Overigens was dit gedeelte der voordracht het meest boeiend, juist door de overtuiging die uit spreker's woordenvloed sprak; bittere verachting klonk uit de aangehaalde uitspraak van het Tweede Kamerlid, een ‘Vertegenwoordiger des Volks’! En de hoogste verontwaardiging drukten zijne woorden uit over zeker artikel in het nieuwe Strafwetboek, dat ‘liefde gebood op straffe van tuchthuis!’ (....) Multatuli zelf is niet ingenomen met publieke voordrachten, en misschien zijn zij, die Donderdagavond in de Gehoorzaal waren, 't in zeker opzicht met hem eens. Den ‘strijder voor waarheid’ ergert 't vaak, onwaarheid te vinden in een toejuichend auditorium: hij schijnt 't ondervonden te hebben, dat dit mooi-vinden zijner woorden was par manière de faireGa naar eind7. (762). Ook Donderdag werd hij warm toegejuicht door het publiek en wellicht was behalve het dankgevoel in deze hartelijke toejuiching de belofte uitgedrukt van de vervulling der woorden: ‘Broeders! ik bid u in mijn kleed geen bewijs te zoeken voor wat ik zeide, maar een aansporing om te overdenken wat ik gezegd heb’.Ga naar eind5. Deze bede staat te lezen in de Inleiding tot de Ideën van den grooten schrijver. Grootschrijver, ja! - maar: ‘Redenarij’ enz... 16 Jan. '81. W.N.F.S.Z.Ga naar eind6. |
|