Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
[14 januari 1881
| |
[pagina 64]
| |
van die positie gebruik maakt z'n meerderen te beschimpen. Wat heeft dat onbekend schryvertje geleverd? ‘Onbekend’ niet omdat-i z'n naam er niet onder zet, maar omdat die naam tòch niet buiten 'n heel klein kringetje bekend wezen zou, al teekende hy daarmee. Geloof me, beste Funke, m'n verontwaardiging geldt meer de zaak als publieken onredelykheid (en nu in-verband met uw blad, dan myn persoon. Over 't geheel acht ik couranten litteratuur zeer weinig, en antwoord zelden of nooit. Myn kopy heeft geldswaarde, de hunne ligt twee dagen na 't drukken op de beste kamerGa naar eind2.. (De opmerking is niet van my. Ze werd me gemaakt door... een redakteur van 't Handelsblad. Die zelfkennis is om te kussen!) Dat ik in den regel geen nota neem van court artikels (tenzy ter beoordeeling van 't peil der Alg. Zedelykheid!) blykt byv. nu hieruit dat het Handbl. 'n positieve onwaarheid over m'n voordracht zegt, die ik niet eens beantwoord, gelyk ik met 'n beroep op alle hoorders doen kòn. Neen, dat is 't niet! Ik erger my over 't booze, over 't domme. Vraag allen bevoegden of dàt 'n behoorlyk verslag van m'n voordracht is, en vraag U zelf of 't den my (en de wereld) onbekenden reporter past, zich zoo over my uittelaten! Hartelyk gegroet tav Dek
Hoe oud is dat mannetje? Wat heeft-i bygewoond, wat heeft-i verricht? Welke aanspraak heeft hy (zich ‘wy’ noemende) op zóó'n toon? Wanneer ik al mn hoorders van verleden woensdag voor 'n nieuwen spreekbeurt opriep en by die gelegenheid me op hen beriep, zou ik zeer betwyfelen of uw reporter indien hy aanwezig was, zich op z'n gemak zou gevoelen. Voor de eer van Uw blad moogt ge zooiets niet gedoogen.- Stukken die ik (ambtelyk) over strafwetgeving schreef in 1852, zyn onlangs uit de archieven opgezocht en herdrukt. (By de behandeling der afschaffing van rottingstraf). Men heeft daarby myn advies niet gevolgd, maar uit het raadplegen van m'n opinie uit 'n zoo lang verleden tydvak, schynt dan toch te blyken dat men my aanzag voor bevoegd om meetespreken. Mag nu de eerste de beste onbekende die niets presteerde me zóó behandelen? | |
[pagina 65]
| |
Wat moeten de hoorders die onweersprekelyk blyk gaven van ingenomenheid met m'n voordracht, van Uw blad denken! |