Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[18 maart 1879
| |
[pagina 772]
| |
improvisatie het middel aan de hand te geven dat, naar des sprekers oordeel, tot zaligheid behoorde te voeren. Het denkbeeld van een persoonlijken God onvoorwaardelijk verwerpende, prees hij zijn Jehova aan. En die Jehova bleek te zijn de aard der dingen, de natuur. Haar hebben wij evenwel niet te aanbidden; we hebben haar aan ons dienstbaar te maken en we hebben van haar tevens te leeren orde, regelmaat, spaarzaamheid, werkzaamheid, enz. Zóódoende zullen wij geraken tot plichtsbetrachting, goede hoedanigheden, kennis en ontwikkeling en zóó ook zal er voor ons een paradijs zijn, - niet een paradijs waarheen we na onzen dood gezonden, maar een paradijs dat wij bij ons leven in ons opnemen. Ziedaar Multatuli's panacéGa naar eind1. om zalig (gelukkig) te worden. Allerlei uitstapjes op ander gebied hebben aan deze voordracht levendigheid geschonken, zoodat het den spreker niet aan herhaalde toejuiching ontbrak. |
|