Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[13 februari 1879
| |
[pagina 671]
| |
vond ik 't nu min. Er werd wel geapplaudisseerd, maar ikzelf vond dat ik zwak gesproken had. Ik was dan ook in 't tweede deel zeer moe, lusteloos, zonder spirit. En daarby 't besef dat er maar weinig menschen waren! Enfin. Gister in de pauze kwam Edu me vragen of-i mee naar Rotterdam mocht? Ik zei natuurlyk ja, en hy is dus van nacht in 't Logement gebleven, en van morgen gelyk met my pr trein vertrokken. - Hy woont niet by Henriette.Ga naar eind2. Ik deed hem natuurlyk allerlei vragen maar 't antwoord was dikwyls zoo vague, zoo ontwykend! Het schynt dat-i by haar is gekomen met het plan naar HarderwykGa naar eind3. te gaan (waarmee zy instemde) maar toen zou zekere heer Van Beest HolleGa naar eind14. dien ik uit Indie eenigszins kende, gezegd hebben (volgens Edu) ‘neen, dat wil ik niet. Dan zal ik voor je zorgen!’ Holle kende ik (schoon maar oppervlakkig) als 'n beste fideele kerel maar nooit was ik intiem genoeg met hem om me zoo iets voortestellen. Ik vroeg E. ‘Waarom deed Holle dat?’ - Uit sympathie voor jou. 't Komt me vreemd voor! En ik zal er Holle over spreken. - Heb je Holle gezegd, alles wat er met je was voorgevallen? - Neen. - Dan moet hy 't toch vreemd vinden dat ik niet voor je zorg. En je gaan naar je tante Henriette was ook 'n manifestatie tegen my. (Over dergelyke opmerkingen sprak ik veel. Ik zei hem dat hy me zoo benadeelde. Ook dat ik dien brief gelezen had aan z'n nichtje.Ga naar eind4. Hy antwoordde niet veel) Daar ik over 'n paar dagen in den Haag moet lezen zal ik hem spoedig weerzien. Nu heb ik niets afgesproken. Ik zei dat ik graag alles voor hem doen wilde wat ik kòn, maar dat hyzelf my altyd had tegen gewerkt. Ook dat het zyn plicht was aan Holle te zeggen hoe hy zich gedragen had, zoowel om z'n eigen belang daar Holle zeker boos wezen zou als hy dat achterhield als om my en om jou. Want dat het anders den schyn had alsof wy niet goed voor hem geweest waren. Hy scheen er niet veel zin in te hebben, waaruit ik opmaak dat-i aan Holle god weet wat verteld heeft! De spanning is nu voor my vreeselyk. Ik zou eigenlyk aan Holle moeten zeggen hoe alles in elkaar zit, en als ik dat doe benadeel ik Edu. | |
[pagina 672]
| |
Ik was dan ook den heelen dag als geslagen, en 't is geen wonder dat ik van avend lam was. Het spreken met Edu matte my af, en ik kwam niet voor 3 uur te bed. In sommige oogenblikken ben ik woedend over dien kwajongen. Dat vriendelyke, zachte, altyd toestemmende is hatelyk als men toch weet dat men op niets rekenen kan. Hy moet my of jou, of ons allebei in den Haag belasterd hebben, anders had hy geen motief zich daar by iemand aantemelden. Toen ik hem de opmerking maakte dat hy nooit ronduit z'n meening zei &c, zei hy: ‘och ja, weetje, Dek, ik heb altyd zoo'n angst.’ Dit kan eenigszins waar zyn. De grond van alles is zedelyke poltronnerie.Ga naar eind5. Hy slentert,Ga naar eind6. draait, liegt en ontwykt en wringt zich in allerlei bochten om voor 't oogenblik maar geholpen te zyn. Ook hindert me z'n voorkomen zoo! Dat malle brilletje, dat uitgevallen haar, die kwasi-fatterige maniertjes! Overigens was z'n toon weer als van ouds goedig en zacht. Nu ja, dit weten we! Och, 't is zoo bitter voor me. Ik heb hem gezegd dat ik wel f 2000 moest ontv. voor ik iets had, en dat ik dus niet ruim zat. (Als 't niet voller is dan te Leiden kan ik lang tobben voor we iets òver houden!) Hy had 'n zeer net horloge. Hy zei dat was ‘och ja, zie je, eigenlyk zooveel als 'n present’ (wat hier ‘zooveel als’ beteekent, vat ik niet. Maar dikwyls vroeg ik géén uitlegging om me niet te ergeren aan ontwykende antwoorden) - Present? Hé! Van wien? - Van Holle.
Hoe hy 't heeft aangelegd zich by dien Holle zoo intedringen, is my 'n raadsel! Dat kan niet anders dan ten-onzen-koste geschied zyn. Ik heb niets bepaald, niets afgesproken. Ik zei dat ik over den toestand zou nadenken. Het plan (volgens hèm) is te probeeren zich klaar te maken voor 'n akademie om dan als ambtenaar naar Indie te gaan. Hy beweert, daarvoor les te nemen. Wat er van dat alles waar is, zal de tyd leeren. - Van schaamte bemerkte ik geen spoor. Hy was goedmoedig en vriendelyk alsof er nooit iets was voorgevallen. 't Scheen wel of-i door zyn al te gemakkelyke toon, my beletten wou iets onaangenaams aanteroeren. Toch heb ik, zoo bedaard mogelyk, de | |
[pagina 673]
| |
dingen by den naam genoemd. Opgevlogen ben ik niet. Ik denk dat hy by zichzelf zegt: ‘Zie zoo, dat heb ik er goed afgebracht. Ik heb Dek lekker gemaakt.’ Nu zit me de zaak van dien kwajongen in de maag. En m'n voordrachten walgen my toch al zoo! Is 't niet treurig. - Dat leven in logementen is 'n ruïne. Ik hoop morgen te Amsterdam bericht van Oeberius te ontvangen. Misschien vind ik daar ook 'n brief van jou. Vrydag morgen Ik ben nog te Leiden, en ga straks naar Amsterdam. Zondag middag of avend zal ik weer naar Rotterdam gaan. Schryf dus maar dáárheen, want het uitstappen naar Dordrecht doet er niet toe, daar ikGa naar eind7. Adresseer maar Rotterdam hotel Weimer. Dat w.z. één of hoogstens twee maal. - Te RotterdamGa naar eind8. allerlei ontmoetingen natuurlyk. M'n hoofd liep me om. De familie de Haas ging naar Delft, en ook Truida en Mimi.Ga naar eind9. En ik was zoo gepreoccupeerd over Eduard. 't Was om gek te worden. By vertrek van Delft, de de Haasen, Truida, Eduard, studenten en indische kennismakers in de kleine wachtkamer. 't Was om neer te vallen. En m'n keel die rauw was. Maar ik weet dat over weinig dagen dat alles weer terecht komt. Het is maar de eerste inspanning om al die onaangenaamheden te trotseren. Later valt het makkelyker. Als ik nu maar eerst van die vervloekte logementen af was. Dat is 'n ruïne. En dat overleggen van in en uitpakken, en wat ik al of niet in 't kleine koffertje doen moet. Gister had ik m'n koffer te Rottm laten staan en vreesde geen zwart jasje te hebben. Gelukkig heb ik door telegrafeeren 't ding nog tydig gekregen. Maar dat alles is vermoeiend en ontstemt. En dan de zaak met die Edu. Hoe langer ik er over denk, hoe beroerder ik 't vind. Hy kan zich nergens indringen zonder ons zwart te maken. Dit is voor hem 'n noodzakelykheid, en z'n karakter verzet zich daartegen niet! - Wat z'n tante Henriette aangaat, ik hoorde van hem dat ze 't finantieel alles behalve ruim heeft. De vertelling luidt dat men haar 't aandeel in dat bewuste theekontraktGa naar eind10. ontfutseld heeft. Loontje komt om z'n boontje.Ga naar eind11. Ze schynt nu niets te hebben dan | |
[pagina 674]
| |
haar pensioen. Haar zoon Evert is ‘slecht van gedrag’ (hy dronk) en ging als militair naar de Oost. Dus ook ellende! - Ik zal nu, van hier nog, een klein briefje aan Edu schryven dat hem den toestand, en myn stemming daarover duidelyk maakt. Juist nu. Hy kan dan niet voorgeven dat die stemming door jou bewerkt is. De zaak is dat ik me erger in de herinnering aan z'n welgemoedheid en gemakkelykheid. Hy was net of er niets gebeurd was. En ik geloof dan ook dat hy zich niets aantrekt als-i 't maar goed heeft op 't oogenblik. Net 'n kind. Maar in 'n volwassen mensch is dat schandelyk. - Nu, dag beste Mies. Ik hoop van avend te Amsterdm wat beter gedisponeerd te zyn dan te Leiden.Ga naar eind12. Ik heb nu goed geslapen en 'n betrekkelyk rustigen dag voor me, schoon ik alweer niet weet wat me in wachtkamer & spoor of te Amsterdam wacht. Dag beste Mieske, dag kleine man. Ik ben erg benieuwd naar brieven van Oeberius. - Ik heb 't briefje aan Edu geschreven. 't Is vry bar. Ik ‘eisch’ dat hy aan Holle zal meededen wat er gebeurd is omdat ik niet langer dulden wil dat hy jou en my zwart maakt om zyn baan schoon te vegen. Er staat: ‘ik weet dat je (gebrek aan) karakter dit meebrengt.’ |
|