[7 februari 1879
Brief van Multatuli aan J.C. de Haas en echtgenote]
7 februari 1879
Brief van Multatuli aan dr. J.C. de Haas en G.C. de Haas-Hanau. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 beschreven. (M.M.)
Wiesbaden 7 feb. 1879
Waarde De Haas en lieve Mevrouw!
Dank voor Uw brief en voor Tandem. Juist omdat uw schryven my zoo interesseerde, wilde ik meer antwoorden dan alleen 'n bericht van ontvangst. Dit wil ik tòch doen, maar daar kryg ik op eens mededeeling van m'n welwillenden impresario dat ik - ‘spreken’ moet
den 12n te Delft
den 13 te Leiden
den 14 te Amsterdam.
Het moet, en dus zal ik 't doen, maar ik kan den tegenzin dien ik voel niet beschryven. En m'n beste Haspels vraagt me naar 't onderwerp dat ik behandelen zal. In hoedanigheid van theaterdeskundige beweert hy dat er niemand of weinigen komen zal (zullen - o, dat geknoei met ‘taal’. Alsof zooiets er op aankwam! Ik beweer juist dat onberispelykheid van uitdrukking uit den booze is.)
Enfin, Haspels wil weten waarover ik 't hebben zal? Om hèm pleizier te doen zeg ik nu maar dat-i voor alle drie avenden denzelfden tekst opgeeft, en wel 'n oude, die echter voor genoeg variatie vatbaar is om... om... ik weet het niet. Ik zal dan spreken over de stelling dat Genot Deugd is. -
Maar nu iets anders. Zeker moet ik ook te Rotterdam optreden. Wil uw beste vrouw my 'n onderwerp opgeven? Haast is er niet