Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 648]
| |
13 Januari 1879. (....) Oh Litteratuur! Oh, dramaas! Frank van RiemstraGa naar eind1. is minstens zoo goed als ¾ van de stukken die wy vertaald te zien krygen, maar Fr. v.R. deugt niet omdat het niet vertaald is. Oppervlakkig schynt dit te beduiden dat ik hier 't dom vooroordeel tegen al wat hollandsch is bestryd. Neen. Ik zeg niet: ‘Fr. van R. zal 't publiek niet bevallen, in weerwil dat het stuk minstens zoo goed is als de meeste buitenlandsche’ maar ik beweer dat het inderdaad mank gaat aan Hollandisme. We moeten vuurhoutjes uit Zweden, en dramaas uit het buitenland hebben, de eersten omdat ze beter zyn dan wy ze kunnen maken, de anderen omdat de eigenaardigheid van ons volksleven in verband met de wys waarop wyzelf die eigenaardigheid opvatten, het maken van goede dramaas belet. ‘Goed’ beteekent hier niet alleen dat de eigenschapppen van 't stuk goed zyn, maar ook dat ze passen in 't kader onzer gewaarwordingen, van onzen smaak, en zelfs van ons gehoor. Ik beoordeel nu dien geest onzer natie niet, ik constateer maar. Het schryven van 'n goed hollandsch toneelstuk is 'n onmogelykheid. By alle volkomenheid zou altyd een hoofdfactor blyven ontbreken: het publiek. Om aan 't publiek te bevallen zou 'n stuk juist niet goed moeten zyn. Doch nu dwaal ik af. Want ik wou niet betoogen dat de schuld ligt aan den toeschouwer (schoon dit wel voor 'n groot deel het geval is) maar dat het ligt in de eigenaardigheid die ik reeds aanroerde. Het publiek kan 't niet helpen dat: ‘O, myn God’ niet hetzelfde is als ‘Oh, mon Dieu.’ Dat ‘Mejuffrouw’ anders ‘teekent’ dan ‘Mademoiselle.’ Breng deze allereenvoudigste voorbeelden eens over op toestanden. Kunst bestaat in den (betrekkelyken) leugen die conventie heet. (Zie Naschrift Bruid daarboven.) De buitenlandsche conventien zyn ingeburgerd, zoodat men de zotste ongerymdheid slikt zonder erg wanneer ze overeenkomt met de opvatting waartoe we door gewoonte zyn opgeleid. (De stukken van Corneille, Racine en helaas, ook van Molière, ontdaan van de conventie-vergiffenis, zyn walgelyke prullen!) | |
[pagina 649]
| |
De opleiding door gewoonte nu, kan nooit het deel zyn eener Natie die sedert eeuwen overstroomd werd door buitenlandsch produkt. (De burgerlykste holl. écipierGa naar eind2. is vertrouwd met: ‘O gewis mynheer de Markies!’ of: ‘Amalia bemint ghy den Ghhhraaf?’ omdat hy zulke frazen van der jeugd af heeft leeren hooren.) Om 'n nationale tooneel-litteratuur te hebben moet men... werkelyk 'n natie zyn. Dit nu zyn we in dit opzicht nooit geweest. Ook niet in de dagen van Hooft, Bredero, Fockenbrock,Ga naar eind3. Langendyk! Onze litteratoren konden niets aan den man brengen dan nagevolgde vreemdigheid. (De flauwe vuiligheden van Pietje BoddaertGa naar eind4. zelfs zyn niet origineel!) Maar ik dwaal telkens af. Niet de fout van 't publiek wil ik behandelen, ik wil op 't feit wyzen dat 'n Hollander geen litteratuur voor zich hebben kan. By 'n incongruiteit in 'n vertaald stuk, zegt of denkt men: ‘dat zal in Frankryk of Duitschland zoo de mode zyn.’ In 'n oorspronkelyk stuk roept ieder: ‘Zóó is het niet! Dat weet ik beter!’ Welnu, meestal is de waarheid ook in buitenlandsche stukken allerjammerlykst verkracht, maar de Buitenlander zelf is er op afgericht zich daaraan niet te stuiten, en de Hollander nam dat over, niet zonder 'n beetje trots misschien dat-i zoo goed thuis is in wereldmanieren. Molière's suivantesGa naar eind5. zyn onmogelyke personages. Dit is ook in Frankryk-zelf erkend, maar men heeft er vrede mee omdat ze geykt zyn. Men zou 't eer 'n normandische meid kwalyk nemen dat ze niet op Dorine geleek, dan omgekeerd. Wy, kleinstatenaars, vorderen uit naïve onkunde, in de kunst de vérité vraie,Ga naar eind6. juist zooals 'n kind zou doen. Dat nu de buitenlanders op dit punt anders zyn, is niet zoozeer 'n gevolg van meer ontwikkeling (o neen! maar ze zyn zoo gewoon aan de valsche krulletjes der kunst, dat ze... enz. Ja, enz.! 't zal wel genoeg zyn. (....) Ook beweer ik niet dat ik in m'n opmerkingen alle bezwaren opnam. Ik zeg maar dat men 'n Normande slikt, een Vriezin niet. Een hollandsche grisetteGa naar eind7. op de planken is onmogelyk. Een bon vivant ook. Bertram en RatonGa naar eind8., vertaald, wordt met pleizier gezien. Stel u eens voor dat dit stuk origineel was, en dat men daarin hollandsche schooiers of dieven voorstelde! Dit zou niet behagen. Ik ken | |
[pagina 650]
| |
geen enkel fransch of engelsch stuk (en slechts weinige duitsche) dat door 'n hollandsch auteur geschreven, en op hollandschen bodem spelende, zou geduld zyn geworden. M'n opmerkingen zyn niet nieuw. Reeds Terentius had er mee te kampen dat romeinse toestanden niet gewild waren. Al z'n stukken zyn grieksch. De romeinen waren, zooals wy, te nuchter om conventioneele kunsteischen te eerbiedigen, of teveel toegeven in voorgewende conventie door de vingers te zien. (....) |
|