Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 638]
| |
[5 januari 1879
| |
[pagina 639]
| |
of al m'n aandoeningen en gewaarwordingen achter slot liggen, en 't forceeren van dien tegenzin doet me pyn. Kent ge dat? Onwillekeurig denk ik telkens by 't ondergaan van het stryden tegen geslotenheid aan... watervrees. Volgens alle beschryvingen van die kwaal, komt m'n lyden (lyden is het!) daarmee overeen. Ik ben schuw. De gewoonte van observeeren maakt dat ik m'n eigen gewaarwordingen redelyk wel kan ontleden, maar ik stuit op de pogingen om 't gevondene onder woorden te brengen. En nooit ben ik tevreden met m'n uitdrukking. (Dit is 'n byhangsel van de kwaal die ik te wyten heb aan 't korrigeeren van drukproeven. Dikwyls kostte my één bladzyde heele dagen. En juist nà zoo'n ziekelyk-overdreven inspanning bemerk ik vaak dat ik oog, oor, en oordeel, bedorven heb en dat m'n verbeteringen niet deugden!) - Ik had U meer te zeggen over m'n toestand, maar 't is al wel! Zeer goed weet ik dat het leelyk staat zooveel over zichzelf te spreken, maar ik moest het doen om my te verontschuldigen over m'n zwygen. Och, schryf het dááraan toe als ik in dit schryven weer op myzelf terugkom. - Die schuwheid was altyd in zekere maat m'n deel. Niemand weet wat het me kostte ‘optetreden als schryver’ en nog! Altyd en telkens moet ik mezelf overwinnen om 'n woord te richten tot iemand met wien ik niet gemeenzaam ben, d.i. hier: ‘het Publiek.’ Als ik in de Courant zie dat Funke m'n werken annonceert, loop ik er schichtig overheen. Net 'n mal meisje dat voor 'n spin schrikt. In den Havelaar staan 'n paar regels die daarop doelen. Velen zullen dat vermelden van schuwheid voor frazen gehouden hebben, omdat ze in m'n wyze van spreken en schryven iets schynen optemerken dat eer den naam van brutaal zou verdienen. Men vergist zich. Niet redeneerenderwys, o neen, maar als indruk was en is m'n ideaal altyd... 'n kluizenaarsgrot en 'n louter contemplatief leven. M'n verstand zegt me dat dit 'n ziekelyke, ongeoorloofde neiging is, en sedert jaren worstelde ik redelyk dapper met dien tegenzin in aanraking. Maar dat worstelen mat me af. En dit is vooral 't geval geweest na m'n reis in Holland van verleden jaar. Den ganschen zomer was ik als vernietigd. Ik trachtte my te herstellen met loopen, timmeren, vliegers maken voor de kinderen van m'n buren, ze oplaten. - | |
[pagina 640]
| |
Met het laatste moest ik uitscheiden omdat ouders &c me by die gelegenheid kwamen aanspreken Eén hoogst onschuldig of zelfs vriendelyk woord maakte me zoo zenuwachtig dat ik alles neergooide en verschrikt wegliep! Er staat dan ook in 'n W.b.Ga naar eind5. courant die (zonder myn toedoen, dat verzeker ik U!) iets van my opnam dat ik zoo zurückgezogen leef. Wáár is het. Ik zie geen mensch, letterlyk niemand! M'n beste nobele vrouw is daarmee kompleet tevreden. Ware dit ànders, dan moest ik me wel schikken in wat omgang, doch ik ben overtuigd dat zy (nu eenmaal gewoon aan my alleen) zeer spoedig haar eenzaamheid zou terugwenschen. (We hebben een - zoo goed als - ouderloos jongetje by ons. Een lieven jongen van 3 jaar) - M'n apathie - neen, dit is het woord niet. Apathisch ben ik niet. Het opvangen van de indrukken gaat geregeld z'n gang, 't is maar dat ik |