Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 625]
| |
Het jaar 1879
| |
[pagina 627]
| |
De tweede lezingentoernee van 11 februari tot begin mei 1879 verschilt in menig opzicht van de eerste. Multatuli voelt zich zieker en lijdt - mede daarom - meer onder ongemak en slechte weersomstandigheden. Toch zegt hij, ondanks de bezwaren van het ‘koffertjesleven’ en de kou en storm op (trek)schuiten en in onverwarmde treinen, nooit een spreekbeurt af, hoeveel hij ook te stellen heeft met zijn ‘rauwe’ keel, verkoudheid, hoesten en spit. Merkwaardig genoeg voelt hij zich in de felste kou - eind maart in Groningen en Friesland - uitermate fit. Mimi en kleine Wouter komen op 26 februari ook naar Nederland en dat is een van de oorzaken dat de rondreis, ondanks het grotere aantal spreekbeurten (37 tegen 28), minder opbrengt. Het is ook duidelijk dat voor publiek en spreker het nieuwtje eraf is. Vaker zijn de zalen slecht bezet, besprekingen in de kranten afwezig of negatief, en de revenuen teleurstellend. Toch betalen de toehoorders in de grote steden grif f 1,50, destijds de prijs voor een flinke roman; naar onze maatstaven dus te vergelijken met een entreeprijs van f 25, -. Geen wonder dat Funke vreest dat de organisatoren overvragen. De reakties van het aanwezige publiek blijven trouwens enthousiast, maar Multatuli is er aan gewend geraakt en toont zich minder verrast door het eigen improvisatievermogen. De teruglopende variatie in de onderwerpskeuze kan ook wijzen op binnensluipende routine en plichtmatigheid. Multatuli ziet de tekortkomingen en het gebrek aan diepgang in zijn eigen betogen overigens scherper dan menigeen. Ook door het meest eclatante publiekssucces laat hij zich niet op sleeptouw nemen en blijft in zijn brieven zijn eigen prestaties met nuchtere distantie beoordelen. Maar het grootste verschil met 1878 is het verschil in stemming: enerzijds onbreken de prikkelende verwachtingen over een zorgeloze toekomst door Tandem, en anderzijds blijkt uit de brieven | |
[pagina 628]
| |
van begin maart aan Haspels dat de recette zozeer tegenvalt dat Multatuli zelfs aan oplichterij denkt. Op grond van de hogere kosten door het rondreizen met diverse adjudanten (Roelands en een broer van Van Zuylen), over een nog langer parcours, gedeeltelijk in gezelschap van vrouw en kind, en omdat vooraf opgenomen reisgeld en nieuw opduikende schulden (uit 1870) moeten worden ingelopen, is het netto resultaat van alle inspanningen op deze toernee niet meer dan ongeveer duizend gulden. Uit een brief aan Kallenberg van den Bosch van 21 april blijkt dat ook pogingen om Edu's toekomst veilig te stellen het batig saldo nadelig beïnvloeden. Opmerkelijk is tenslotte dat dit jaar de kranten beneden de grote rivieren wel advertenties voor de voordrachten, maar (op één uitzondering na) geen besprekingen opnemen. Een oekaze in deze zin van kerkelijke zijde lijkt niet onaannemelijk. Desondanks leveren met name de lezingen over christelijke motieven (bv. Breda op 15 maart en Groningen op 25 maart) kribbige kettingreakties op van voor- en tegenstanders, waar wij nu naar alle waarschijnlijkheid heel wat beter zicht op hebben dan de spreker die destijds al die opwinding veroorzaakte. Bij minstens twee lezingen (in Delft en Rotterdam) is Edu aanwezig. Na de eerste op 12 februari logeert hij zelfs bij zijn vader in diens logement, maar op de terugrit Delft-Rotterdam reizen ze niet samen! De brief aan Mimi van de volgende dag is een treffend dokument inzake hun beider ambivalente gevoelens. Voor Multatuli is het pijnlijke dilemma dat hij zich gedwongen voelt òfwel Edu's hulpverleners te melden dat hij een ontaarde zoon is die zich aan de goede zorgen van zijn vader heeft onttrokken, òfwel door te zwijgen de schijn op zich te laden zelf een ontaarde vader te zijn. De plannen in de maand april om Edu naar Indië te sturen en daartoe uit te monsteren stranden op de berekening dat daar wel f 800, - à f 1000, - mee gemoeid zou zijn. Tijdelijk wordt nog overwogen Edu naar Versluys in Berg en Dal te sturen. Maar ook dat gaat niet door; wel krijgt Edu bij herhaling honderd gulden in de hand, en bij het afscheid nog eens f 260, -, plus de toezegging van f 60, - in de maand, in juli nog aangevuld met f 40, - voor (n.b!) een schuttersuniform. De maandelijkse zending is bedoeld als studietoelage, ter voorbereiding op een vaste aanstelling aan | |
[pagina 629]
| |
het op te richten ‘Museum voor Plastische Leermiddelen’ van de firma Van der Hoeven en Buys in de Witte de Wittstraat te Rotterdam. Hiertoe wordt definitief besloten op 3 mei, ook al omdat het alternatief, Edu meenemen naar Duitsland, wel héél onaantrekkelijk lijkt en de huiselijke vrede, waar Multatuli zich juist op verheugt, in gevaar zou brengen. Natuurlijk worden tijdens de toernee ook tal van persoonlijke kontakten nauwer aangehaald. Het echtpaar Braunius Oeberius zorgt voor een hoog gewaardeerd logeeradres in Arnhem en ook de goede relatie met Versluys in Berg en Dal (er is zelfs even sprake van een verhuizing naar diens woning, omdat hij op het punt staat die te verlaten) en met Kallenberg van den Bosch in Teteringen (bij Breda) wordt door wederzijdse bezoeken versterkt. Met schoonzuster Chris Merens in Hoorn en ook wel met haar man Allard groeit een innige vriendschap; beiden worden telkens met nadruk uitgenodigd toch vooral in Wiesbaden te komen logeren, maar dan wel zonder de kinderen. Die weet Christine, volgens Multatuli, niet op te voeden, zodat ze teveel door huishoudelijke beslommeringen in beslag wordt genomen. Ook als Allard thuis zou blijven, oppert Multatuli in zijn brief van 15 mei, blijft Chris onverkort welkom. Tijdens de toernee door Friesland duikt nog een aan Multatuli onbekende nicht op, die zou stammen uit een eerder huwelijk van overgrootvader Dekker. Begin maart blijkt hoe de fatsoensnormen een gentleman als Dekker omzichtig doen manoevreren als het er om gaat de reputatie van een ongetrouwde vrouw te ontzien: naar het adres van Titia van der Tuuk te Deventer wil hij niet bij een kelner informeren en het komt hem al even precair voor haar in zijn hotel te ontvangen. Na terugkomst in Duitsland is de psychische gesteldheid van Multatuli wisselend maar toch overwegend melancholisch. Vóór het vertrek naar Nederland wordt daar al op gezinspeeld, hoewel de schrijver dan in een financieel hoopvoller stemming afleiding vindt door ‘arme oude stumperts’ te helpen en zich zelfs opwindt over publieke aangelegenheden als de veel te hoge jaarwedde (f 150.000, -) voor de nieuwbakken koningin Emma. De feitelijke werkzaamheden voor de drukpers betreffen dit jaar uiteraard alleen herdrukken. Tijdens de toernee is Multatuli aan | |
[pagina 630]
| |
het korrigeren voor een nieuwe druk van Ideën I en maakt hij plannen voor een bundeling van de beide stukken over Vrije Arbeid, die samen met Pruisen & Nederland onder een nieuwe titel zouden moeten verschijnen. Funke juicht dat plan zeer toe in een brief van 4 maart. In de loop van het jaar verschijnt inderdaad de nieuwe druk van Ideën, eerste bundel en een kleine, voor dames bestemde siereditie van Vorstenschool die in oktober tegelijk met de tweede druk van Ideën, zevende bundel op de markt komt. HvdB |
|